Vrolijk surfend op m’n smartphone werd m’n aandacht ineens weggezogen naar een vette rode balk, waarin de letters BREAKING knipperden. Ik klikte erop en kreeg het nieuws over de aanslagen in Brussel te lezen.
Natuurlijk gingen m’n gedachten onmiddellijk uit naar de slachtoffers, getroffenen en nabestaanden. En naar mijn kennissen in Brussel. Ik ben zelf de laatste jaren geregeld in Brussel geweest. Vorige maand was ik er nog op bezoek bij onze Vlaamse collega’s van Mediawijs.be en twee weken geleden nam ik er deel aan de Media & Learning conferentie. Ik kan zeggen dat ik een warme band met de stad heb. Mijn vriendin heeft recentelijk een half jaar gewerkt bij De Standaard. Mailtjes en tweets vanuit en naar Brussel komen en gaan bij ons.
Maar tot echte gevoelens van compassie kwam ik niet. Ze werden geblokkeerd door weerzin tegen het mediacircus dat ongetwijfeld los zou barsten. En het barstte los.
‘LIVE: RAVAGE op Zaventem’
Allereerst in de massamedia. Een televisie heb ik sinds kort niet meer, (op advies van kunstenaar Dadara), dus ik checkte als eerste de radio. Jawel: NPO1 had de reguliere uitzendingen gecanceld en volgde het nieuws ‘van alle kanten’. Daarna naar Nu.nl en Teletekst. Ook daar alleen nog maar aandacht voor de aanslagen. Daarna enkele kranten gecheckt. Ook op de sites van Volkskrant, NRC en Trouw blies Brussel je in het gezicht.
Je kunt zeggen: het is de taak van de media een belangrijke gebeurtenis als deze te coveren. Dus: goed journalistiek werk. Ik kijk er anders tegenaan.
Allereerst is er de hijgerigheid van de verslaggeving. De medialogica om sneller, pakkender en aangrijpender nieuws te brengen, om je als kijker of lezer het gevoel te geven alsof je er zelf bij bent geweest, pakt juist averechts uit. De Franse filosoof Jean Baudrillard nam dit al waar rond de Golfoorlog. We werden toen zo overstelpt met kekke nachtkijker beelden en embedded reports, dat een schrikwekkend fenomeen als oorlog gereduceerd werd tot een videogame, een gevoelloos spel voor de kijker.
Hetzelfde zag je bij de aanslagen op Charlie Hebdo en Bataclan en nu bij die in Brussel: we worden bedolven door breaking news dat nog het meeste weg heeft van een verwerpelijk soort ramptoerisme. Opeens wordt er geschakeld naar een opgewonden reporter, die met nog natrillende stem vertelt: “De mensen vluchten weg. Ik hoor nog een knal. Er gaan geruchten van een vierde dader. Er zouden zestien, misschien wel zeventien doden zijn gevallen.”
Het is treurig, het inzoomen op de hoeveelheid slachtoffers. Natuurlijk maakt het uit of er één dode is gevallen of dat twee hele wolkenkrabbers zijn weggevaagd. Bij de laatste zijn veel meer mensen getroffen en is het leed dus kwantitatief groter. Maar maakt het nu echt uit of er zestien, twaalf, of negentien doden zijn gevallen in de metro? In alle gevallen gaat het om mensen, die vanaf vandaag gemist zullen worden door hun geliefden. Menselijk leed gebruiken als headlines dehumaniseert de slachtoffers juist en ondermijnt de ontwikkeling van echte empathie en betrokkenheid.
Hunt ’m down and smoke ’m out of their caves
Met de allesoverheersende zucht naar nieuwe feiten gaat een gebrek aan diepgang gepaard. De recente aanslagen in West-Europa maken onderdeel uit van een hoogst complexe sociopolitieke situatie, zowel in Europa als in het Midden-Oosten. Het extremisme wordt zowel hier als daar mede gevoed door ons onvermogen de problemen goed op te lossen. Analyses moeten dus sowieso altijd complex zijn. Maar in de consternatie van een aanslag vergeet het journaille deze complexiteit alras, en verworden nieuwsuitzendingen tot klankkasten van nationalisme, etnocentrisme en militarisme.
NPO1 is een station dat met regelmaat capabele deskundigen aan het woord laat over zaken als radicalisering, inclusie, minderhedenbeleid, tolerantie, religie en de vluchtelingenstroom. Zij voegen daadwerkelijk iets toe aan je kennis over deze onderwerpen. Maar dan is er een bom en boem: NPO1 komt met een generaal-majoor b.d. op de proppen, die, zoals een militair betaamt, geen enkele nuance kent en volledig losgaat in termen van wij en zij: “Zijn we nu in oorlog? Zijn we nu in oorlog?” vraagt de reporter, hopend op een oorlogsverklaringsscoop. “Nee, we zijn niet in oorlog. Maar we moeten op alle fronten een keiharde strijd voeren tegen onze nieuwe opponenten. Tot ze tot de laatste man verslagen zijn.”
We’re gonna hunt them down and smoke ‘m out of their caves…
#JeSuisMaidiguri
Maar de massamedia zijn niet de enige die er een mediacircus van maken. We doen er zelf hard aan mee. Na Charlie Hebdo en Bataclan werden duizenden Facebookprofielen rood-wit-blauw. Het is nu wachten op de zwart-geel-rood gekleurde profielfoto’s en achtergrondbanners op Facebook. Op Twitter ging vorig jaar #JeSuisCharlie viraal. Plots bleek eenieder verbonden met satirische tijdschriften en Amerikaanse punkrockbands. Vandaag duurde het niet lang of het publiek had de hashtag #JeSuisBruxelles geadopteerd. Een prachtige blijk van medeleven en compassie natuurlijk. Maar toen ik vorige week, na de aanslag op een moskee in Maidiguri, waarbij 24 onschuldige gelovigen omkwamen, de volgende foto postte, kreeg ik niet één retweet…
Eén van de zeventig aanslagen vandaag
Op www.globalincidentmap.com staan alle terroristische aanslagen die er vandaag gepleegd zijn. Brussel is het dichtstbij – maar het is maar één van de zeventig aanslagen vandaag… Als je maximaal inzoomt op het leed dat een aanslag hier berokkent en het leed dat een aanslag daar berokkent marginaliseert, dan vergroot je de kloof tussen wij en zij. ‘Wij’ voelen ons dan geraakt door ‘hun’. We moeten, zoals de Amerikaanse filosoof Richard Rorty het noemt, de ‘reference of us’ zo groot mogelijk zien te maken. Dat doe je niet door je hart alleen te verpanden aan mensen die geografisch gezien nabij wonen en ook veel friet eten.
Socrates zei ooit: “Ik ben geen burger van Athene, noch van Griekenland, maar een burger van de wereld.” Ik hou van Brussel, maar vandaag ben ik een burger van de wereld.
Reacties 4
Hear, hear !
Beste Daniel,
Jij kon moeilijk tot gevoelens van compassie met de slachtoffers van de recente aanslagen in Brussel komen want: “ze werden geblokkeerd door weerzin tegen het mediacircus dat ongetwijfeld los zou barsten. En het barstte los”.
In de eerste uren na de aanslag barstten de media uit hun voegen want wij, het publiek, moesten geïnformeerd worden over aantallen slachtoffers. Bovendien kennen jij en ik Brusselaars en wilden we weten of ze veilig zijn. Een mediacircus wil ik dit niet noemen: er zijn veel omroepen en media vandaar dat het nieuws op zo’ n moment van alle kanten op je afkomt.
Ik denk dat jij met het “mediacircus” eerder bedoelt het feit dat de reguliere media en het publiek via sociale media met allerlei overbekende (van vorige aanslagen) meningen en standpunten komen. Jouw vergelijking met Baudrillard’s visie op de beelden die de Golfoorlog moesten verslaan, begrijp ik niet goed. Want die beelden zouden heel wel gemanipuleerd kunnen zijn, terwijl wij van de aanslagen in Brussel toch echt geen gemanipuleerde beelden te zien kregen.
Ik denk, Daniel, dat we de hand in eigen boezen moeten steken en eens moeten kijken in hoeverre wij met een flinke portie mediawijsheid iets kunnen doen aan de – niet alleen in Nederland – steeds bredere kloof in standpunten tegenover de aanslagen. Want die standpunten worden steeds feller uitgedragen en ik denk dat het feit dat ze gemedialiseerd worden uitgedragen meehelpt aan het verschijnsel dat ze niet dichter bij elkaar komen.
Media werken als vergrootglas voor jongeren die van huis- of school uit niet begeleid worden door een warme en sturende ouder of docent. Op andere ideeën word je niet gebracht door media, wel door iemand die je serieus neemt en met je in gesprek gaat.
De journaliste Fidan Ekiz vertelde in De Wereld Draait Door dat autochtone Nederlanders na 40 jaar haar ouders, hun ooit uit Turkije afkomstige buren, niet meer willen groeten. Die uitzending van DWDD en het interview met Fidan waren een warm pleidooi voor het medium televisie want er kwam op een heel goede en indringende manier aan bod wat de kern van het probleem in Nederland is: groeiende onverdraagzaamheid jegens onze landgenoten.
Heel concreet, Daniel: ik pleit ervoor dat we in het competentiemodel mediawijsheid, afd. strategie een derde afdeling opnemen over wanneer je media zou moeten laten staan en met elkaar in gesprek zou moeten gaan: op school, thuis en op straat;
het is nog niet te laat.
Veel dank voor de mooie analyse en goede aanvullingen Roeland. De competentie In Dialoog Gaan Over Media zou een mooie aanvulling kunnen zijn. Misschien niet als S3, maar wel als integraal onderdeel van het model, en zeker als onderdeel van S1: Reflectie.
ok, Daniel
Websites die anorexia propageren vinden we slecht, die zijn schadelijk voor de gezondheid. Maar hoe zit het met websites – aan beide zijden van de huidige kloof – die onverdraagzamer worden en geweld niet afwijzen? Moet met jonge mensen die ontvankelijk zijn voor dergelijke sites het debat niet aangegaan worden?
Als ouders / opvoeders / docenten het gevoel hebben dat zij dat debat niet langer aan kunnen, zou het dan niet een goed idee zijn als een taskforce met bijvoorbeeld mediawijze filosofen in actie komt?
Reacties worden eerst goedgekeurd door de redactie.