Digitaal burgerschap: niets doen is geen optie

vrijdag 21 juli 2017

Digitaal burgerschap op de (opvoed)agenda zetten. Dat was het doel van de drukbezochte conferentie Digitaal Burgerschap op 8 juni jl. in Utrecht, georganiseerd door Utrecht zijn we samen (UZWS), Platform Interculturele Mediawijsheid (PIM) en Mira Media. Digitaal burgerschap wordt als een manier gezien om polarisatie en radicalisering te voorkomen, want de e-samenleving heeft grote gevolgen voor de manier waarop mensen online met elkaar omgaan. ‘Voorheen zat ome Henk op zijn stoeltje op een feestje te blaten, nu doet ‘ie het online.’

digitaal burgerschap

‘Welkom in de gevangenis!’, zo opende op 8 juni Abdullah Pehlivan, Veiligheidsbeleidsadviseur van de gemeente Utrecht en voorzitter van de werkgroep Communicatie van UZWS, de conferentie Digitaal Burgerschap in De Lik in Utrecht. UZWS is er om polarisatie en radicalisering tegen te gaan, vertelt Pehlivan, waarbij verschillende middelen wordt ingezet zoals gerichte preventie, signalering, hulpverlening, maar ook repressie. Een belangrijk aspect bij polarisatie en radicalisering is de wijze van communiceren met elkaar, vindt de werkgroep. Zeker in een e-samenleving.  Het internet en sociale media spelen daarbij een grote rol, vooral bij jongeren. ‘Alles wat online verschijnt, komt ook bij jongeren langs en helpt ze hun identiteit vormen.’ De afgelopen Amerikaanse verkiezingen lieten echter zien dat fake news en sociale media meer reacties opleverden dan het echte nieuws van gerenommeerde dagbladen als de New York Times en de Washington Post. ‘Iedereen vertoefde in zijn eigen bubbel. […] Dit moeten we bespreekbaar maken. Niets doen is geen optie. Kritisch digitaal burgerschap is hierom noodzakelijk.’

De virtuele wereld

digitaal burgerschap

Maar wat is dat nu precies digitaal burgerschap? Is het zo veel anders dan ‘normaal’ burgerschap? Hoewel het nog een vrij nieuw onderwerp is waarnaar onderzoek wordt verricht, komen vier aspecten telkens terug wanneer men spreekt over digitaal burgerschap, vertelt Mariëtte de Haan, bijzonder hoogleraar Interculturele Pedagogiek aan de Universiteit Utrecht. Die aspecten zijn: ethiek, digitale geletterdheid, participatie en betrokkenheid, en weerbaarheid. Ze raken aan gewoon burgerschap. De virtuele wereld gedraagt zich echter anders dan de offline wereld op een aantal punten: op persistence, een keer op internet, altijd op internet; reproduceerbaarheid, kopiëren van informatie is zo gebeurd; schaalbaarheid, de informatie kan makkelijk opgeschaald worden zodat de zichtbaarheid veel groter is geworden; en op zoekbaarheid, online content is doorzoekbaar.

‘Kun je in het digitaal domein wel burgerschap uitoefenen?’, vraagt De Haan zich af. ‘Leven we in een soort Wild West, of zijn we al bezig met een digitaal burgerschap te ontwikkelen?’ Aan de ene kant vragen apps toegang tot je e-mail, je locatie en je foto’s, waarbij je zelf je privacy opgeeft. Aan de andere kant stimuleert een bedrijf als Facebook (onbewust) digitaal burgerschap door bijvoorbeeld een fanpagina voor een terrorist te verwijderen. Hackerscollectief Anonymous heeft de sites van IS verplaatst. ‘Mensen zijn met elkaar in gesprek over wat wel of niet juist is,’ constateert De Haan.

Pedagogisch perspectief

Wat betekenen deze digitale processen voor de opvoeders van kinderen en jongeren? ‘Een pedagogisch perspectief op digitaal burgerschap gaat uit van rechten van kinderen. Kinderen zijn geen passieve consumenten, maar ook actieve vormgevers van rechten’, zegt De Haan. Volwassenen zouden het kind en de jeugd moeten betrekken bij de mediaopvoeding in plaats van zich te richten op het beperken van mediagedrag. ‘Filters en het beperken van schermtijd zijn niet de oplossing.’ Een nieuwe omgeving vraagt ook een nieuwe pedagogische aanpak zoals kinderen die ouders zaken uitleggen. Tot slot verwijst de hoogleraar naar de ‘pedagogiek van de hoop’ als contraverhaal tegenover gevoelens van angst, terreur en onveiligheid. Hoogleraar Micha de Winter sprak hierover tijdens zijn afscheidsrede: kinderen hebben vooral behoefte aan perspectief en volwassenen kunnen kinderen die hoop geven.

De praktijk en digitaal burgerschap

Digitaal burgerschap is een relatief nieuw begrip, ook in het onderwijsveld. Dit merkte Marit Lut, masterstudent aan de Universiteit Utrecht. Lut onderzoekt de belemmeringen die scholen ervaren wanneer ze aan de slag willen gaan met digitaal burgerschap. Zij vroegen zich af: wat valt er wel en niet onder deze term? Is sexting nu wel of geen onderwerp dat onder digitaal burgerschap valt? De thema’s die de professionals belangrijk vinden: kritische vaardigheid, weerbaarheid (relativeren groepsdruk) en etiquette.  Ze onderschrijven allemaal het belang van digitaal burgerschap: dialoog en de online omgang met elkaar. Want de professionals zien veel polarisatie online. Jongeren formuleren veelal kort door de bocht en lijken de consequenties niet te overzien.

Hokjes en hartjes

Organisaties blijken op onderdelen al te werken aan digitaal burgerschap zonder dat zij dit beseffen, ziet Lut. Maar incidenteel. De prioriteit ligt bij scholen niet bij digitaal burgerschap. Ook omdat ze niet weten wat ze precies met de term aan moeten en hoe ze dit in het curriculum moeten realiseren zowel organisatorisch als financieel. Verder zijn niet alle docenten even bekwaam om hun leerlingen bij digitaal burgerschap bij te staan. Er is sprake van handelingsverlegenheid.
Het onderwerp is bovendien niet een thema dat alleen op het bordje van het onderwijs ligt, vinden de geïnterviewde onderwijsprofessionals. Samenwerking met interne en externe partijen op dit onderwerp is noodzakelijk. Docenten noemen de methode Vreedzaam als een manier om digitaal burgerschap door te vertalen. Het gaat om aansluiten op wat er al gedaan wordt met als doel: duurzame inbedding binnen het schoolprogramma. ‘We moeten niet denken in hokjes, maar in hartjes’, aldus een onderwijsprofessional.

digitaal burgerschapDan is het tijd voor de bezoekers om zelf aan de slag te gaan met digitaal burgerschap. Ze gaan in vier workshops uiteen: digitaal burgerschap voor kinderen 8-12 jaar; digitaal burgerschap voor jongeren 13-18 jaar; digitaal burgerschap en eigenaarschap; en digitaal burgerschap en polarisatie & radicalisering. De werkgroepen proberen via stellingen als ‘Er is geen onderscheid tussen offline en online burgerschap’ of ‘Goed voorbeeldgedrag van volwassenen is cruciaal bij het aanleren van digitale burgerschapsvaardigheden’ grip te krijgen op het onderwerp.

Windowdressing

In de werkgroep Polarisatie & radicalisering komt bijvoorbeeld de stelling aan de orde: er is geen aandacht voor polarisatie online, wel voor online radicalisering terwijl polarisatie een voedingsbodem kan zijn voor radicalisering. Er is te veel aandacht voor de repressiekant, oppert iemand, want ‘het levert wat op voor beleidsmakers en politici’. De aanwezige politieman nuanceert. ‘Het valt wel mee met die repressie. Veel is windowdressing. Er gebeurt ook veel op preventief vlak, gericht op hulpverlening en niet repressie.’

De illuminati

Het belang van het in contact staan met de leefwereld van de jongere wordt in de werkgroep benadrukt. Maar docenten vinden het moeilijk om bepaalde problemen te bespreken. Dit geldt niet alleen voor heikele onderwerpen over de islam, maar ook over complottheorieën als de ‘illuminati’. Een groep machtige joodse mensen, volgens sommige (moslim)jongeren, die de touwtjes strak in handen hebben in de wereld. Een jonge docent maatschappijleer constateert: ‘De propaganda van IS werkt. De slechte daden van IS zijn een verzinsel van de VS hoor ik in de klas. Deze bewering vond ik moeilijk om te ontkrachten, daar had ik ondersteuning bij nodig. Er wordt wel mondjesmaat op de opleiding gesproken over hoe te reageren op bijvoorbeeld terroristische aanslagen. Maar de weerbaarheid zou vergroot kunnen worden.’

Een jongerenwerker van JoU herkent de problematiek. JoU spreekt met docenten om ze te begeleiden bij het goed kunnen reageren op de commentaren van leerlingen. ’30 kinderen die geloven in de illuminati! Hoe ga je daarmee om?’ Maar het gaat ook om volwassen blanke mannen die los gaan op Sylvana Simons. JoU hanteert hierbij het Vreedzaamprincipe. ‘Die zou online doorgetrokken moeten worden naar digitaal burgerschap.’ Ja, maar docenten vinden ‘digitaal burgerschap’ een ingewikkelde term, merkt een professional die voorlichting geeft op scholen over polarisering. ‘Professionele eenzaamheid ‘ is te voorkomen door met collega’s te spreken, adviseert hij.

Eigenaarschap

‘De school moet de context geven. De school is immers de plaats om met andere meningen in contact te komen’, vindt een deelnemer. Een docent begrijpt het beroep dat op de school wordt gedaan wanneer het gaat om digitaal burgerschap, maar of dit kan hangt van vele factoren af. Ook van zoiets praktisch als het onderwijsplan: ‘Dan moet je net een toets afnemen.’

Digitaal burgerschap is inderdaad niet iets dat alleen op de agenda van de school moet staan, ook op die van de ouders, vinden de meesten in de groep. Een buurtteamlid voegt toe: ‘De combinatie online en offline is belangrijk.’ Ze vertelt over de negatieve reacties die volgden op het besluit van de gemeente Utrecht om in Overvecht een opvang voor vluchtelingen te plaatsen. ‘We zijn toen de mensen die heel negatief waren tijdens de voorlichtingsavond en online, gaan bezoeken. De mensen baalden over alles; de gemeente, de politie.’ Ja, knikt iemand: ‘Voorheen zat ome Henk op zijn stoeltje op een feestje te blaten, nu doet ie het online.’

Je verdiepen in de leefwereld van jongeren is niet voldoende, beseffen de deelnemers. Het gaat om professionele weerbaarheid van de docent, de buurtcoaches et cetera. Er zouden ook digitale buurtcoaches en wijkagenten moeten komen.

Estland

In de workshop 8-12 jaar wordt gerefereerd naar de Vreedzame School als aanhaakpunt. Er is in navolging van de kinderwijkmediatoren sinds kort een project online wijkmediatoren. Maar iedereen is verantwoordelijk voor digitaal burgerschap: van de school tot de ouders. ‘De online wereld zit zo verweven in het leven van de kinderen, dat de aanpak thuis, op school en in de wijk een integraal onderdeel moet zijn. Allemaal hebben we hier een rol in te vervullen, en het is daarbij belangrijk om in de wereld van kinderen mee te gaan.’ De verantwoordelijkheid voor digitaal burgerschap ligt bij de ouders en scholen kunnen er een ondersteunende rol bij spelen, is het idee in deze groep.

In de workshop 12-18 jaar wordt juist de rol van de onderwijsinstelling benadrukt als aanjager. ‘De school moet daar een duidelijke visie op hebben. Het is de leefwereld van jongeren en we moeten ons daar als opvoedprofessionals in verdiepen.’
In de workshop over ‘eigenaarschap’ komt Estland voorbij als voorbeeld van vergevorderd eigenaarschap. In Estland is alles gedigitaliseerd en is het kind overal te volgen.

De wethouder

Wethouder Jeroen Kreijkamp sluit de dag af: ‘Digitaal burgerschap is een breed thema dat veel portefeuilles beslaat. De aanpak op digitaal burgerschap is van cruciaal belang, de combinatie online en offline moeten we echt maken. Die stappen zijn wij aan het zetten. Voor jong en oud. […] Van sociaal makelaar, jongerenwerkers, docenten, tot wijkagent. Voor allemaal hier bijeen is het een nieuwe term digitaal burgerschap. Het feit is dat het aandacht nodig heeft. […] Vanuit de gemeente is er volle steun voor. Onder Utrecht Zijn We Samen brengen we alle initiatieven samen die daarmee te maken hebben.’ Voor Kreijkamp is het duidelijk wie eigenaar is van het proces digitaal burgerschap: ‘Iedereen moet zijn rol oppakken. Alle opvoeders. Scholen, ouders. In ouderbetrokkenheid moeten we meer investeren. Als er thuis niet gezien wordt wat er online gebeurt met hun kinderen is dit niet goed. We gaan een beroep doen op elkaar om digitaal burgerschap te realiseren.’

Dit verslag verscheen eerder op miramedia.nl. [Mira Media is permanent gesloten. -red.]

Lees ook

Reacties 2

  1. roeland smeets

    Mooi dat er veel aandacht wordt besteed aan digitaal burgerschap.
    Wat ik niet begrijp is dat het moeilijk zou zijn om er in het onderwijs een plek voor te vinden.
    Die plek is er gewoon; het vak heet maatschappijleer en mocht het op een school niet bestaan; voer het dan in.
    Een beetje docent zou zich moeten kunnen bijscholen hierin en het onderwerp is heel urgent.

    Iets anders is dat kinderen (en volwassenen even goed) zich digitaal laten beinvloeden en dan tot allerlei meningen komen waarbij intolerantie al gauw om de hoek gaat kijken. Er is maar een remedie, een manier van ontgiften: laat jongeren met elkaar debatteren onder leiding van een goede docent over de bullshit die ze online allemaal tegen komen;

    Tot slot als je het wilt hebben over burgerschap, zul je dat begrip van context moeten voorzien. Waar wonen we? in Nederland en we hebben hier gelukkig nog een democratie, wat is dat? En Facebook en Google, die worden echt veel beter en rijker van ons allemaal dan wij van hen. Wie zorgt er voor een familielid dat plotseling ziek wordt? Wie betaalt dat?

Laat een reactie achter

Vul je e-mailadres in om op de hoogte te blijven van reacties (je e-mailadres wordt niet gepubliceerd).

Reacties worden eerst goedgekeurd door de redactie.