Digitale Geletterdheid en de scheppende mensLongread

donderdag 28 juni 2018

Het ontwikkelteam (OT) Digitale geletterdheid heeft goed werk verricht, oordeelt Justine Pardoen. Je kunt zien dat er goed en met kennis van zaken, en met kennis uit de onderwijspraktijk is nagedacht over deze opdracht. Alle grote thema’s die het afgelopen decennium een rol hebben gespeeld in de discussie over de invoering van mediawijsheid en het leren omgaan met digitale technologie (nu: Digitale Geletterdheid) heeft het OT weten onder te brengen in acht Grote Opdrachten. Toch mist er nog iets. Justine lichtte dat toe tijdens de feedbacksessie op 13 juni.

In het eerste tussenproduct, de conceptvisie op het leergebied Digitale geletterdheid, introduceerde het OT de vierslag ‘kennis van’, ‘nadenken over’, ‘omgaan met’ en ‘creëren met’. Vanuit die bekende vierslag, die eigenlijk van toepassing is op alles wat je wilt onderwijzen, heb ik gekeken naar versie 2, waarin van het leergebied de Grote Opdrachten voor het onderwijs zijn geformuleerd. (Inmiddels is de conceptvisie herzien en hier online te lezen). (Op curriculum.nu staat: “Grote opdrachten beschrijven de essentie van wat leerlingen vanuit het perspectief van het leergebied nodig hebben om de wereld te kunnen begrijpen (kennis) en om in die wereld adequaat te kunnen handelen (vaardigheden).”)

Laat ik het maar meteen verklappen: mijn als geesteswetenschapper gevormde hart werd niet warm. Ik miste aandacht voor de scheppende, kunstzinnige mens. De spelende mens.

Nutsdenken

In de eerste conceptvisie staat dit, onder het kopje waar de relevantie van Digitale geletterdheid als leergebied wordt uitgelegd:

“Digitale geletterdheid is van belang voor leerlingen om toegang te krijgen tot informatie en om actief te kunnen deelnemen aan de hedendaagse (kennis)maatschappij én aan de toekomstige maatschappij. Leerlingen zijn digitaal geletterd als ze overweg kunnen met en inzicht verkrijgen in ICT, digitale media en andere technologieën die hiervoor nodig zijn.” (eerste conceptversie; [vet] van mij)

De nadruk ligt hier op kennis en omgaan met technologie, vanuit een nutsdenken. Maar vrijwel meteen daarna staat:

“Behalve noodzakelijk als voorbereiding op deelname aan de maatschappij, vervolgopleiding en beroep is digitale geletterdheid ook verrijkend voor het persoonlijk leven en leren van leerlingen: digitale technologie geeft leerlingen de mogelijkheid om onderwijs zelf vorm te geven, zodat iedereen zich op een voor hem of haar passende manier kan ontwikkelen en zich intellectueel en creatief kan uiten.”

Het gaat me om het woordje creatief. Het staat er weliswaar een beetje weggemoffeld, en bijna ondergeschikt aan ‘intellectueel’, maar het staat er wel.

Verderop, waar het OT zich positioneert tegenover bestaande modellen van digitale geletterdheid in het onderwijs, constateert het OT:

“Ons ontwikkelteam vindt dat de leerling centraal zou moeten staan. Er is weinig aandacht voor de creatieve mogelijkheden en de verschillende uitingsvormen van digitale technologie, net zoals er weinig aandacht is voor het nadenken over grotere maatschappelijke thema’s die digitale technologie met zich meebrengt.”

Ik had toen nog goede hoop: daar zitten dus mensen die begrijpen dat de ontwikkeling en verwezenlijking van mensen niet alleen gaat over maatschappelijk functioneren, geld verdienen, een goede leerling zijn, of werknemer of ondernemer die economische waarde toevoegt aan de maatschappij. Er is meer en dat werd gezien: het gaat ook om persoonlijke ontwikkeling, met behulp van alle creatieve uitingsvormen die de digitalisering ons nu biedt.

De scheppende mens

Naast de homo economicus is er ook de scheppende mens die zichzelf wil kunnen verwezenlijken, in verbinding met anderen, in kunst en cultuur. De mens als nar, als rebel, als schepper, drager van cultuur, als kunstenaar, als verteller, verbinder, als sterveling. De mens als mens, als geestelijk wezen.

Daarvoor heb je dus mediawijsheid nodig: kennis van media, nadenken over wat media met jou doen, leren over de betekenis van media (de relatie tussen vorm en functie), leren omgaan met alle mogelijkheden om je te kunnen uiten, je met anderen te verbinden, en iets te kunnen maken wat er nog niet was. Om commentaar te kunnen geven op de maatschappij, de wereld, op het leven. Op zoek naar antwoorden op Grote Vragen zelfs. Kortom: te kunnen scheppen in het klein en in het groot, om te creëren met behulp van alle nieuwe middelen.

De Grote Opdrachten

In het tweede tussenproduct zie ik de aandacht voor de grote maatschappelijke thema’s nu terug in de Grote opdrachten, zoals in Grote Opdracht 8: Duurzaamheid en Innovatie. Voor de economische mens, de politieke mens en de calculerende mens is gezorgd en ook voor de mens als staatsburger en zichzelf reddende burger.

Ga ze maar na, die Grote Opdrachten: de leerling moet leren zichzelf te presenteren in een wereld waarin je inderdaad moet weten hoe netwerken functioneren (Grote opdracht 1), wat je rechten en plichten zijn, hoe je je weg vindt als burger bij de overheidsloketten, als staatsburger in een democratische samenleving, met aangepast en wenselijk gedrag (Grote opdracht 2), hoe de macht opnieuw verdeeld wordt, zowel economisch als politiek en wat dat voor jou en anderen betekent (Grote opdrachten 3 en 6), hoe de techniek werkt die je nodig hebt om te kunnen leren, werken en samenwerken (Grote opdracht 4), dát je daarmee zelf later ook iets kunt ontwikkelen en zo kunt bijdragen aan de oplossing van de Grote problemen (Grote opdrachten 5 en 8) en oh ja, dat je het allemaal veilig moet doen (Grote opdracht 7).

Meer denken dan doen

Ook met het normatieve en socialiserende zit het wel goed in dit verhaal. Als je goed kijkt, zie je dat veel van de Grote opdrachten een sterker accent hebben op het denken (kennis van/nadenken over) dan op het zelf doen (omgaan met/creëren met). En als het al gaat over doen, gaat het om ‘meedoen’ – een normatieve, voorschrijvende opdracht. Doe mee, doe het zoals het moet of verdwijn. Wees geletterd of word buitengesloten (als de nieuwe analfabeet) en weet dan dat er steeds minder voor je wordt gezorgd in dit neo-liberale tijdperk.

De makende mens wordt vooral gezien als toepasser en ontwerper om de Grote problemen op te lossen (Grote opdracht 5): wat weer nutsdenken verraadt. Zorg dus dat je mee kunt in de vaart der volkeren, economisch, politiek, als goed werknemer, brave burger en democratisch staatsburger die zijn kennis en creativiteit inzet om de Grote problemen op te lossen en het samenleven een beetje aangenaam te houden.

Homo ludens

Maar ik mis dus dat andere aspect: dat ondanks de belofte van het eerste tussenproduct, toch niet uit de verf is gekomen – creativiteit. Dat we willen dat leerlingen leren met behulp van media (of digitale technologie) zich creatief te ontwikkelen, zichzelf leren uit te drukken en zichzelf leren kennen. In de metafoor van ‘leren lezen en schrijven met digitale middelen’ – gaat het om schrijven, maken, als kunstzinnige en culturele activiteit. Niet alleen al het nuttige en noodzakelijke — die technische tekst, essay, brief zonder fouten – maar ook een gedicht, een verhaal, creëren vanuit de eigen verbeelding. Een tekening of schilderij, muziek, dansen zelfs – met nieuwe communicatietechnologie: jezelf in de wereld zetten met beeld en geluid, AI, VR, enzovoort. Waar is in het Leergebied Digitale Geletterdheid ruimte voor de kunstzinnige, spelende mens? Homo ludens komt er bekaaid af.

Media en spelen

De verwijzing naar het werk van Johan Huizinga (linguïst en historicus) uit 1938 is zeer relevant. Zijn werk Homo Ludens staat in z’n geheel online bij de DBNL (Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren), voor het geval u geïnspireerd bent om er nog eens naar terug te grijpen, of misschien wel voor het eerst. Huizinga onderzoekt hier het begrip spel als cultuurverschijnsel, als vrije handeling vanuit de behoefte om de werkelijkheid te overstijgen.

Het is ook niet voor niets dat in de taal die we gebruiken om onze verscheidenheid aan kunstvormen te benoemen, het woord ‘spel’ of ‘spelen’ terug te vinden is. We spelen een film af, een dvd-tje stoppen we in de speler, weet u nog, de platenspeler? Acteurs zijn toneelspelers, we bespelen een muziekinstrument, enzovoort. Alle kunst en cultuur ontstaat in spelvorm, “in de speelruimte van de geest, in een eigen wereld die de geest schept, waarin de dingen een ander gelaat hebben dan in het gewone leven en door andere banden dan de logische aan elkaar verbonden zijn. (Huizinga)”

Zo drukt een gemeenschap haar interpretatie van het leven en de wereld uit, die we doorgeven aan een volgende generatie. Media hebben daarin altijd een grote rol gespeeld, zijn zelfs dankzij die cultuurdragende functie ontwikkeld. We hebben geen idee wat er nog aan nieuwe kunstvormen ontstaan met een grote K, al is er al van alles aan digitale kunst, informatiekunst, internetkunst, videokunst, interactieve kunst, digitale beeldende kunst, 3d-printer-kunst, VR-kunst, holografische kunst, surveillance-kunst, real time big-data kunst, maar denk ook aan gecrowdsourcete romans, enzovoort.

Te veel science, te weinig media

Ik zou dus graag het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid willen vragen of de focus nu niet te veel ligt op de science (moderne wetenschap/bèta) en economie (met z’n hang naar innovatie, en vooruitgang) en alle maatschappelijke problemen. En of de traditionele functies van media (kunst, cultuur, vermaak, volksgeest, verhalen, mythologie, traditie) iet te veel uit het zicht zijn verdwenen. Media als middelen om te communiceren, jezelf uit te drukken, ook kunstzinnig, maar niet alleen. Denk aan de gamers, de vloggers en YouTubers met hun challenges en andere verbeeldingen.

Mediawijsheid

Het gaat natuurlijk niet alleen om kunst met een grote K, maar om de manier waarop wij allemaal digitale technologie inzetten om onszelf en anderen te vermaken en te verbinden. Tegelijkertijd gaat het er ook om de grote vragen van het leven te onderzoeken en op zoek te gaan naar vormen om volledig mens te zijn. Verdient dat niet een eigen Grote opdracht?

Toegespitster: komt het, in het verhaal zoals het er nu ligt, vanzelf wel goed met mediawijsheid in de zin van media inzetten om jezelf als mens in de wereld te zetten en in relatie tot anderen? Of moeten we expliciet een Grote Opdracht formuleren voor die culturele en kunstzinnige functie van media waarin een samenleving haar tradities overdraagt? Zo ja, hoe moet die dan luiden?

Heb jij feedback op het tussenproduct? Geef het uiterlijk vrijdag 6 juli 2018 door via het formulier.

Reacties 3

  1. kunsthoax

    Helemaal met Peter Nikken eens dat je een mooie analyse maakt. Ik heb nu twee jaar in het VO lesgegeven in de beeldende vakken en ik zoek de verbinding met de spelende mens. Ik vind het nog lastig om goede beeldende opdrachten te maken waarin de leerlingen op een duurzame manier met media om leert gaan. Ze zijn heel enthousiast, maar ook snel weer klaar. Marleen Stikker van De Waag benoemde het mooi in zomergasten dat ze geïnteresseerd is in ‘mogelijkheidsmensen’ en tegelijkertijd noemt ‘niet alles wat kan, hoeft’. Simone Giertz met haar ‘Shitty robots’ vind ik een goed voorbeeld van de spelende mens, bij een les die ik aan leerlingen gegeven heb over haar manier van werken kwamen echt mooie en creatieve ideeën los bij de leerlingen. Ook bij degenen die minder talent hebben voor techniek. De traditionele functies van media (kunst, cultuur, vermaak, volksgeest, verhalen, mythologie, traditie) zijn wat mij betreft zeker te veel uit het zicht verdwenen. Economie en wetenschap is belangrijk, maar leerlingen verdienen het om op een meer speelse en creatieve manier met media om te leren gaan, zodat ze zich als fijne en sociale mensen ontwikkelen en kritisch leren nadenken over de wereld om hun heen.

Laat een reactie achter

Vul je e-mailadres in om op de hoogte te blijven van reacties (je e-mailadres wordt niet gepubliceerd).

Reacties worden eerst goedgekeurd door de redactie.