Hoe mediawijzer jongeren zijn, hoe meer ze afstand kunnen nemen van media en hun boodschappen. Maar dat heeft een onverwachte en onwenselijke keerzijde: hoe meer afstand je neemt, hoe minder je zelf een verantwoordelijkheid voelt om iets te veranderen of verbeteren. En zo zien we steeds vaker dat jongeren goed kunnen verwoorden wat er allemaal niet deugt aan de wereld in het algemeen en de media in het bijzonder, maar dat hun actie zich beperkt tot het aanklikken van een duimpje, sterretje of hartje bij een berichtje in hun timeline op sociale media. Luie activisten zijn het dus hooguit, ook wel ‘slacktivisten’ of ‘clicktivisten’ genoemd. Ze vinden van alles, maar komen zelf niet in actie.
Via sociale media zouden jongeren de wereld op z’n kop zetten
Toen Barack Obama bij de verkiezingen in 2008 sociale media intensief had gebruikt om mensen politiek te betrekken en voor hem te winnen, leek dat een voorbode voor een grote verandering: oude structuren zouden hun macht moeten afstaan aan de burgers zelf. Zíj zouden door de macht van het getal – the crowd – en de inzet van sociale media maatschappelijke veranderingen kunnen initiëren. Met de Arabische Lente, die begon in 2011, leek dat idee bevestigd te worden: jonge mensen konden via Twitter en Facebook een regering omverwerpen. Wauw, wat stond ons nog allemaal te wachten als het vooral jonge mensen zouden zijn – want zij domineerden de sociale media – die de macht zouden grijpen en voorbij alle grenzen de wereld konden verbeteren!
Niet globaler, maar juist lokaler
Inmiddels is van die euforie niets meer over. We zien geen jonge generatie die algemeen gebruik maakt van sociale media en de netwerken die ze daarmee kunnen opbouwen, om een actieve rol te spelen in de samenleving. We zien bar weinig jongeren die via hun online sociale netwerken, waarmee ze oneindig meer mensen kunnen bereiken dan ooit, proberen de wereld te verbeteren.
Sterker nog: jongeren lijken zich juist op een steeds kleinere gemeenschap richten. Alleen wat henzelf en hun eigen, kleine kring raakt, kan hen nog in beweging krijgen.
Door het internet hebben mensen toegang gekregen tot een oneindige hoeveelheid informatie en een globaal netwerk: lokale en nationale grenzen zijn overwonnen door het wereldwijde web. Jonge mensen hebben voor het eerst in de geschiedenis toegang tot een enorme hoeveelheid informatie en een grote culturele diversiteit, zonder enige beperking. Ze kunnen de hele wereld over en met iedereen in gesprek.
En wat doen ze ermee? Ze stappen over van Twitter en Facebook naar Instagram en Snapchat. Dat wil zeggen: hun netwerken worden kleiner. Ze worden juist lokaler in plaats van globaler. Ze trekken zich terug in eigen kring in plaats van dat ze hun blik verruimen. Het nieuws nemen ze tot zich via hun timelines op sociale media, waarbij ze dus gebruik maken van de selectie van de mensen uit hun bestaande netwerk.
Gevolg van mediawijsheid
Misschien is het ook wel onze eigen schuld dat jongeren van nu al die mogelijkheden tot wereldwijde informatie en contact niet benutten. Uit onderzoek blijkt namelijk dat juist jongeren die heel mediawijs zijn, alle media wantrouwen. Ze hebben een kritische houding ontwikkeld ten opzichte van media in het algemeen, omdat ze geleerd hebben te twijfelen aan alles wat ze horen en zien dat door anderen gezegd en geschreven wordt.
Maar die houding heeft een onverwacht neveneffect: zulke kritische jongeren zien zichzelf niet als onderdeel van die media: ‘de media’ dat zijn de anderen. Daar regeert de leugen, worden we gemanipuleerd, verleid tot consumeren en overspoeld met clichés en stereotypen over mannen, vrouwen, seksualiteit, geloof en afkomst. En die media, vinden deze jongeren, zouden meer hun best moeten doen waarachtiger en authentieker te zijn. Dat ze daar zelf ook iets aan kunnen doen, komt niet in hen op.
En daarmee staan we dus voor een uitdaging. Om een nieuwe generatie te motiveren om de eigen online sociale netwerken in te zetten voor echte participatie: burgerschap 2.0.
Bronnen:
- Paul Mhiailidis, ‘The Risk of Empowerment Narratives in Global Media Education’. In: The Media Education Research Journal (merj.info), jrg 5, nr 2 2015, p. 81-96.
- Clay Shirky, How social media can make history. Ted-lezing, juni 2009
Deze bijdrage is eerder gepubliceerd in PiP (Pedagogiek in Praktijk 86, september 2015). Surf voor deze en meer bronnen naar het Pinterest-prikbord van de rubriek Generatie M, die Justine Pardoen verzorgt in PIP.
Reacties 10
Justine,
Het gaat verder dan wat jij, terecht, bespreekt. Hier twee alinea’s uit een recent artikel van mij (Facebook as learning platform: Argumentation superhighway or dead-end street?):
First, Facebook – though called a social networking tool – is more often than not used by its members primarily as a broadcast medium for spreading what they think and feel either to the world at large or to their friends, depending on the chosen privacy settings. Research by Panek, Nardis, and Konrath (2013) on narcissism and SNSs found that narcissism – the tendency to see yourself as important coupled with the drive to see this acknowledged by others – significantly predicted the number of Facebook status-updates as well as the amount of daily use. They noted that SNSs function as a ‘‘kind of technologically augmented megaphone’’ (p. 2010) since ‘‘various attributes of SNS make them seem like an ideal tool for achieving [these] narcissistic goals’’ (p. 2005). It is important to note here that the researchers are not saying that narcissism leads to increased use of social media or that social media use promotes narcissism, only that a definite relationship between the two exists. Köbler, Riedl, Vetter, Leimeister, and Krcmar (2010) found that among Facebook-users individuals use their status message function to actively reveal information about themselves, which helps/allows them to create a feeling of connectedness to their Facebook-friends. Connectedness is the feeling of belonging to a social group, implying creation of bonding relationships. IJsselsteijn, Van Baren, Markopoulos, Romero, and de Ruyter (2009) defined connectedness as ‘‘a positive emotional appraisal of the quality (level of intimacy) and quantity (network size) of interactions within ongoing social relationships’’ (p. 476). ‘‘[T]he more individuals use their status message function to actively reveal information about themselves, the more connected they feel’’ (Köbler et al., 2010, p. 1). Thus, a first reason why Facebook might not be the right tool for discussion and argumentation for knowledge construction is that a majority of the posts (Ryan & Xenos, 2011) is simply about ‘‘me, me, me’’, not the best attitude if the goal is knowledge construction with others. Nadkarni and Hofman (2012) refer to this as a need for self-presentation, citing research showing a ‘‘positive association between narcissism and FB use, especially through FB profiles and photos, the features that allow excessive self-promotion (Buffardi & Campbell, 2010)’’ (p. 245). On top of this, ‘‘Facebook users tend to ‘friend’ people they know in real life. . .[creating] a set of norms that influence the size and type of a user’s audience (Panek et al., 2013, p. 2010). Their collection of friends is expanded by the Facebook-function of suggesting possible new friends based, among other things, upon either ‘friends of friends’ or similar ‘likes’/following of thematic pages (e.g., The Skeptic’s Guide to the Universe, The Daily Show, International Society of the Learning Sciences) using a recommender system (Drachsler, Hummel, & Koper, 2008). The system that Facebook uses produces recommendations for the user via what is called collaborative filtering; it collects and then analyses information about a user’s behaviors, activities or preferences to predict what (s)he will like based on their similarity to other users – and then recommends friends, groups, and other social connections to the user. It does this by examining the network of connections between a specific user and her/his friends. In other words, Facebook connects users with other users who have similar thoughts, ideas, likes/dislikes, and so further (i.e., friends) allowing them to view and share each other’s posts, post new things on each other’s timelines, and express their opinions either with emoticons, ‘thumbs up’, and/or comments.
Justine
“Misschien is het ook wel onze eigen schuld dat jongeren van nu al die mogelijkheden tot wereldwijde informatie en contact niet benutten“.
Er is tot nu toe – bij mijn weten – wel veel over die mogelijkheden gesproken, maar niet over de beperkingen. Wat zijn de beperkingen van digitaal contact t.o.v. van fysiek contact? Kun je wel helemaal “jezelf” zijn online en is dat überhaupt wenselijk?
Ik denk dat jongeren te hoge verwachtingen koesteren van hun digitale bestaan, er teveel impact aan toekennen; vandaar wellicht dat “liken” op echte actie kan lijken.
Okee, dank voor de reacties!
Paul Kirschner benadrukt het narcistische zelfbevredigen via Facebook, en Roeland Smeets de misschien wel radicale onmogelijkheid ‘jezelf’ te zijn online. Beide gaan over een persoonlijk aspect dat het politieke in de weg zit. Begrijp ik dat goed?
Ik bedoelde vooral de constatering dat scholing in wat we ‘mediawijsheid’ zijn gaan noemen, echte participatie, maatschappelijke en politieke betrokkenheid eerder remt dan stimuleert. Schreeuwen op Twitter, Facebook, nep-actie met liken of reaguren lijkt al genoeg ‘daad’ of ‘bijdrage’.
Linda Duits wees me naar aanleiding van dit blogje op een stuk dat zij een tijd geleden al schreef, met dezelfde strekking. Ik kende het niet, en geeft hier graag de link:
http://www.dieponderzoek.nl/mediawijsheid-is-een-instrument-voor-het-behoud-van-de-status-quo/
Het punt blijft en ik hoop dat meer mensen gaan meedenken: wat is de waarde van media-educatie, of scholing in mediawijsheid als we daarmee het ‘kritische’ voorkauwen, waardoor jongeren daardoor juist in een zelfgenoegzame slaap sukkelen?
Soms vraag ik me oprecht af: we zéggen dat we kritische burgers willen hebben (zie de def. van mediawijsheid die ook Mediawijzer.net hanteert), maar is dat echt wel zo? Zijn we stiekem niet gewoon blij en gerustgesteld met mensen die zogenaamd geleerd hebben kritisch te kijken, maar daarmee niets anders doen dan liken en reaguren?
Misschien dat een beeld helpt, Justine: de mens dwalend door een Spiegelpaleis, gefascineerd door beelden. Beelden die ons een inkijkje lijken te geven in een diepere werkelijkheid, maar wél beelden blijven. Mediawijsheid geeft alleen een kader om de werking van het Spiegelpaleis te doorzien en de mens blijft gefascineerd ronddwalen.
Het enige dat die mens wakker kan schudden is iets dat echt raakt: liefde, dood. Daardoor zou je opeens buiten kunnen komen te staan en dan zie je het Spiegelpaleis van buiten af (het staat op een kermis) en kun je de wijde wereld in. En die wereld kan ongenaakbaar overkomen want die is er op gericht je terug te krijgen in dat Spiegelpaleis.
Het Spiegelpaleis bestaat om ons bezig en rustig te houden en dat laatste is nodig want er is steeds minder zinnig betaald werk dat dat zou kunnen doen.
Een nieuwe definitie van Mediawijsheid zou kunnen zijn: de kunst een balans te bewaren tussen het Spiegelpaleis en het echte leven daarbuiten, waar je zelf dingen kan meemaken die je raken en de tijd hebt voor reflectie.
Ik (pardon: Ik! Ik! Ik!) heb veel geleerd van de erudiete bijdragen van Justine, Paul en Roeland. Nieuwe concepten om te exploreren en nieuwe artikelen om te lezen.
Maar de allergische uitslag is er niet minder om. Want alle drie delen ze in een good old potje mensen bashen.
Paul zegt: “Thus, a first reason why Facebook might not be the right tool for discussion […] is that a majority of the posts […] is simply about ‘‘me, me, me’’
Justine zegt: “We zien geen jonge generatie die algemeen gebruik maakt van sociale media […] om een actieve rol te spelen in de samenleving.”
En Roeland: “Ik denk dat jongeren te hoge verwachtingen koesteren van hun digitale bestaan…”
Wat een generaliseringen. Natuurlijk zijn er luidruchtige, ijdele en narcistische mensen op Facebook. Net als er bij de Albert Heijn mensen voor je in de rij staan met teveel zware parfum op. En natuurlijk zijn er jongeren die de maatschappij links laten liggen en zich verliezen in Instagram.
Maar ik zie op sociale media vooral mensen die heel slim, sociaal, attent en humoristisch zijn. Die mooie gesprekken voeren en naar elkaar luisteren. Die zich druk maken om de wereld en met anderen praten over hoe we van deze wereld een betere plek kunnen maken. Die inzamelen, doneren en anderen te hulp schieten.
In deze foto [red. link verwijderd vanwege defect] een post van een 13-jarig tienermeisje uit Armenie. Ze wilde iets doen voor de vele zwerfhonden in Yerevan. Ze kwam terecht in de groep van onze zwerfdieren-cause. Ze downloadde onze poster, plakte er een Russische tekst in, zamelde geld in, ging naar de copyshop, liet er 100 drukken en hing ze samen met vriendinnetjes op in de straten van Yerevan. Dit is het verhaal van Armine. Maar ik zou er wel 100 kunnen vertellen.
Overigens sprak ik vandaag iemand in het kader van een nieuw te publiceren boek met mediawijsheidinterviews. Hij gaat nog een stapje verder dan Justine, Paul en Roeland: “We creëren op dit moment een generatie van Facebook-gestoorden. Over tien jaar moeten we nieuwe klinieken openen om de enorme aantallen mensen met socialemediastoornissen op te nemen.” :)))
Tjee Daniel, een mensenbasher… zo heb ik mezelf nog niet gezien. Ik werk nu 20 jaar tussen jongeren, probeer ze aan goede boeken te helpen en ondersteun ze, waar nodig, bij leer-activiteiten met of zonder computer.
En ik ben blij, heel blij, dat ik eindelijk een bevestiging van mijn vermoeden heb gezien dat het er op lijkt dat de meeste jongeren juist socialer geworden zijn door hun gebruik van sociale media. Hier is een binnenkort te verschijnen onderzoek dat zulks bevestigt http://ow.ly/TS3Y1
Mijn ervaring: er is meer cohesie: leerlingen helpen elkaar met huiswerk. Leerlingen kunnen in groepen leren. Mijn werk is de afgelopen jaren zo veel leuker en zinvoller geworden. En ik geloof er geen bal van dat dit alleen geldt voor de jongeren die ik om me heen zie.
Ik denk dat Justine’s vermoeden dat het web jongeren “gevangen houdt in hun eigen kringetje” een andere omschrijving is voor “er is meer cohesie”. Het is maar hoe je het bekijkt.
Wat een prachtige samenvatting van de discussie Roeland! :))) So after all, we all agree.
Daniel zou eventueel iets meer kunnen lezen van mensen als Des Freedman. Hier kun je een lezing van hem volgen. Dit is meer wat ik bedoel:
https://www.youtube.com/watch?v=ioga6-qHhxM
Je ziet dus dit soort tegenstellingen op allerlei gebied: ze zitten als het ware in het systeem ingebakken dat we nu hebben met internet en de erbij meegekomen businessmodellen.
Je zou verwachten dat internet de kans heeft gegeven om macht meer aan burgers te geven in plaats van aan traditionele bolwerken (overheden, instituties, bedrijven), terwijl wat óók gebeurd is: macht is veel meer gecentraliseerd dan ooit. Amazon heeft 90% van de markt van eboeken in handen! Alles gaat via de super-gatekeeper Google. Dus beide bewegingen zie je. Er is een groep die gebruik maakt van laagdrempelige manier om een stem te laten horen, maar de grote groep doet dat niet. We zouden allemaal prosumers kunnen worden, maar de meesten van ons blijven consumers. De leugen van de long tail noemt Freedman ook: er is alle ruimte gekomen voor niches, maar in de AppStore zijn er slechts 25 (!) ontwikkelaars die voor 50% van de omzet zorgen.
En tot slot: een handjevol mensen bij Google bepaalt de algoritmes waarmee informatie voor ons geselecteerd wordt. Ze worden ’the deciders’ genoemd, en waarschijnlijk moet je dat met een grote D schrijven.
Dus de kans tot democratisering en participatie is er, maar in de praktijk zie je andere bewegingen. Lees ook Evgeny Morozov trouwens.
Hele belangrijke problematiek kaart je aan Justine. In het forthcoming interviewboek van Mediawijzer.net (medio december) zie je deze bezorgdheid bij diverse experts: “We’re living in a media world which drives people towards consumption, not production.” Mediawijsheidopgave No. 1?
Reacties worden eerst goedgekeurd door de redactie.