Mediawijsheid, digitale geletterdheid en ons leven in mediaLongread

woensdag 30 januari 2019

In dit betoog zet ik allereerst een positieve visie op media uiteen en werp ik een kritische blik op het groeiende geloof in mediawijsheid en digitale geletterdheid als oplossing voor de groeiende fragmentatie en polarisatie van de samenleving. Vervolgens stel ik een viertal eigentijdse concepten van mediawijsheid voor als cruciale componenten van een leven lang leren in en met media: mediavoedingswaarde, emotionele mediageletterdheid, transmedia, en burgerlijke verbeelding.

Media zijn doorgedrongen tot in de haarvaten van ons leven

We leven niet met media, maar in media. Media zijn voor ons als wat water is voor vissen. Daarmee bedoel ik niet te zeggen dat ons leven volledig bepaald wordt door media; ik wil juist uitdrukken dat, of we het nu leuk vinden of niet, elk aspect van ons leven zich op de een of andere manier afspeelt ín media.

Media zijn doorgedrongen tot de haarvaten van ons leven. Alle primaire levensbehoeften – kletsen, leren, liefhebben, rouwen, spelen – spelen zich af op en via de apparaten waarmee we onze meest directe leefomgeving bevolken: smartphones, tablets, televisieschermen, koptelefoons, luidsprekers en ja, nog steeds, boeken, tijdschriften en kranten. Ons leven in media is een leven vol relaties: met elkaar, met technologie, met idolen en vijanden, met school, werk, het voetbal en de kroeg. Media zijn daarom ook niet verslavend vanwege hun eigenschappen, maar juist vanwege het feit dat ze ons in staat stellen een eigen levenssfeer op te bouwen waarbinnen we ons thuis voelen, we onszelf kunnen zijn. Dat is een verslaving aan menselijkheid – en juist niet aan technologie.

Als we kijken naar wat mensen met media doen, dan blijkt de reeks van activiteiten net zo gevarieerd en veelvoudig als de media zelf. In studies naar mediagebruik blijkt dat de tijd die mensen besteden aan media de laatste decennia niet zozeer toeneemt, maar dat we steeds minder beseffen hoe en waarom we specifieke media gebruiken. We gebruiken media door elkaar heen, ze worden zo onderling uitwisselbaar en onze ervaringen in media zijn daarmee vloeibaar: zoals telecombedrijven ons graag voorschotelen dat we een film op televisie in de woonkamer moeiteloos verder kunnen kijken op een tablet in de slaapkamer, vloeien onze contacten en ervaringen van de ene monitor naar het andere scherm, van de ene applicatie naar de andere software, van cassette naar elpee, naar disc en stream.

Nu we in media leven, verdwijnen media uit ons bewustzijn. Daarom is mediawijsheid nodig: niet om ons te wapenen tegen media, maar ons weer bewust te maken van media. Daarom is digitale geletterdheid noodzakelijk: niet om ons te verdedigen tegen almachtige media, maar om onze communicatiemacht in media te herstellen, vooral nu onze beleving van de wereld en elkaar vooral via digitale (online) media verloopt, waar we zelf een interactieve rol spelen. We maken in digitale media onze eigen werkelijkheid en deze ‘werkelijke virtualiteit’ delen we met de mensen om ons heen. In die creatieve rol ligt het belangrijkste aanknopingspunt voor media in het onderwijs en voor ons leven in media.

Drie valkuilen van mediawijsheid

Mediawijsheid is in. Allerlei partijen – in de politiek, op scholen en op kantoor, in buurtcentra en bij talloze belangenorganisaties, onderwijsplannen en coachingsinitiatieven – suggereren dat mediawijsheid en digitale geletterdheid de oplossing zijn voor het leren leven in media. Het geloof in mediacompetenties en -geletterdheid heeft in het regeerakkoord (2017-2021) vorm gekregen in de opdracht aan het primair en voortgezet onderwijs om een nieuw curriculum op te zetten met ‘meer aandacht voor digitale geletterdheid’.

De definitie van media en informatie

Vanzelfsprekend zijn vaardigheden om autonoom, creatief en kritisch met media om te kunnen gaan van wezenlijk belang. Toch is het geloof in digitale geletterdheid op school niet zonder problemen. Een eerste valkuil is de begripsverwarring rondom media en informatie. In Nederland wordt met digitale geletterdheid meestal verwezen naar een bonte mix van vaardigheden op het gebied van ICT, computers en informatie, gekoppeld aan mediawijsheid. In de wetenschappelijke literatuur is er ook geen consensus. Media zijn in de meeste definities het containerbegrip (zoals in: mediawijsheid), aangezien het zowel de technologie als het gebruik, de plaats en betekenis in het dagelijks leven omvat. Technologie (zoals computers en ICT) is een aspect van media. Digitale competenties en geletterdheid zijn toepassingen van media en technologie, bijvoorbeeld als onderdeel van een curriculum of als element in de opvoeding van je kinderen. Belangrijk is dus om – afhankelijk van de relevante context (bijvoorbeeld: op school, thuis, met vrienden, in een relatie, als overheid, enzovoorts) – met elkaar goed af te spreken welke definitie we kiezen en van welke visie op media we uit gaan bij het bedenken van afspraken, plannen en programma’s.

Oplossingsdenken

Een tweede valkuil van wat Engelstalige wetenschappers media literacy solutionism noemen, is het feit dat het hierbij veelal gaat over een opvatting over mediacompetenties en -geletterdheid als iets wat het individu zich uniek eigen kan maken. Dit negeert het gegeven dat we leven in media, waarbij die media zich samen met ons voortdurend ontwikkelen. Mediawijsheid is met andere woorden een sociale vorm van wijsheid – een voortdurend leerproces waarin samen ontdekken, experimenteren, voelen en leren centraal staan.

De min of meer exclusieve focus op het individu als (mogelijk) mediawijs suggereert daarnaast dat je, als iedereen maar mediawijs is, klaar bent. Dat legt de verantwoordelijkheid voor mediawijze keuzes volledig bij het individu terwijl dat maar één kant van het verhaal is. Heel veel beslissingen in en over media gaan volledig voorbij aan individuele keuzen of competenties, en niet iedereen kan even sterk staan in een dynamische, snel veranderende mediaomgeving. Ten opzichte van de verdienmodellen van internetadvertenties en de algoritmes van platformen (zoals Facebook) kom je er niet met individuele knoppenkennis.

Een ander voorbeeld is de ophef over misinformatie en de rol die dit speelt bij verkiezingen en referenda. Daarbij wordt vergeten dat bijna alle berichten met bewust gemanipuleerde informatie tijdens de laatste verkiezingen in bijvoorbeeld de Verenigde Staten werden verspreid door 65-plussers. Een fixatie op kinderen en jongeren negeert hoe leren leven in media een gedeelde competentie is, die nooit ophoudt en voortdurend aandacht nodig heeft.

Het vormgeven van digitale geletterdheid wordt in het oplossingsdenken volledig afgewenteld op de schouders van leraren, terwijl deze zelf aangeven daar over het algemeen veel te weinig tijd, vaardigheden en inzicht voor te hebben. We moeten veel meer en beter samen nadenken over een leven lang leren over en met media, voor een leven in media waarbij iedereen verantwoordelijkheid heeft.

Instrumentele benadering

Een derde voorname valkuil van een heilig geloof in digitale geletterdheid in primair en voortgezet onderwijs is de voor de hand liggende keuze voor een louter instrumentele benadering, waarbij media simpelweg worden gezien als machines die je aan en uit kunt zetten. Vaardigheden gaan daarbij niet veel verder dan ‘knoppenkennis’: weten welke knoppen je moet indrukken om bepaalde resultaten te behalen (zoals inloggen, scrollen, knippen en plakken). Ook al is technische competentie enorm belangrijk, vraagt de hoogstpersoonlijke en intieme manier waarop mensen media ervaren om een benadering die veel verder gaat en ook cognitieve en affectieve competenties insluit.

De laatste inzichten in de praktijk en wetenschap richten zich op de noodzaak om mediawijsheid en digitale geletterdheid te zien in de specifieke context van de leefwereld van de leerling, student of persoon. Hierbij draait het leerproces om jezelf staande leren houden in een dynamische en voortdurend veranderende digitale leefomgeving, waarbij we verschillende media vloeibaar mengen en mixen, en waarbij de mediagebruiker juist ook maker van een mediawerkelijkheid is. Een louter instrumentele benadering van media en digitale geletterdheid is vooral zo problematisch, omdat het geen ruimte maakt voor betekenis, gevoel, verwondering en magie. Het gaat voorbij aan frustratie, rommeligheid en chaos. Media zijn zo intiem voor ons, zo fundamenteel verweven met onze hoogstpersoonlijke leefwereld, dat het instrumentele perspectief onwerkelijk voelt, nauwelijks tot leren aanzet en daardoor niet zal beklijven.

Bouwstenen van mediawijsheid

Gebaseerd op mijn visie op ons leven in media, proberend de valkuilen van een blind geloof in (instrumentele) mediawijsheid te vermijden, en een opvatting over mediawijsheid en digitale geletterdheid die uit gaat van een leven lang leren, wil ik tot slot een viertal eigentijdse concepten van mediawijsheid voorstellen als cruciale componenten van dit proces: mediavoedingswaarde, emotionele (media) geletterdheid, transmedia, en burgerlijke verbeelding.

Een gebalanceerd mediadieet

Allereerst is het belangrijk om voorbij het idee te gaan dat media ‘goed’ of slecht’ voor ons zijn. Hoe begrijpelijk het ook is dat we in deze normatieve reflex schieten – zeker als ouders vragen hebben over schermtijd of politici klagen over nepnieuws – toch schieten we daar weinig mee op. Media zijn zowel goed als slecht voor ons en de gevolgen van intensief mediagebruik zijn verschillend per persoon. Op basis daarvan kan je geen beleid, noch een curriculum ontwikkelen.

Wat veel nuttiger is: media analoog zien aan voeding (in het Engels bekend als: digital nutrition). Net zoals allerlei soorten voeding op verschillende manieren goed voor ons zijn, kunnen we ook kijken naar de voedingswaarde van verschillende media. Een gebalanceerd media-dieet, aangepast aan onze individuele levenswijze en behoeften, is daarbij het uitgangspunt. Net zo goed als alleen maar calorietellen helemaal niets zegt over de kwaliteit van het eten en of dit wel goed voor ons is, is het aantal minuten dat iemand een computerspel speelt of clips op YouTube kijkt geen indicatie voor al dan niet ongezond mediagebruik. Kritisch leren kijken naar de voedingswaarde van je eigen mediadieet, leert je ook om bewust keuzes te maken, verantwoordelijkheid te nemen voor de verschillende dingen die je met media doet. Het herinnert ons eraan dat wat je ook doet, je dit het beste met mate en in balans met andere (met name offline) dingen doet.

Zo’n benadering sluit een nachtje doortrekken met je favoriete game niet uit, noch dat het sexting verbant. Het zorgt er juist voor dat je beseft dat de dag erna een vrije dag moet zijn en dat het uitwisselen van sexy foto’s pas een goed idee is als er eerst een vertrouwensband is opgebouwd met goede afspraken over en weer over wat er met die bestanden wel en niet kan. Wat wel bij een gebalanceerd media-dieet hoort is een gezonde interesse in waar je voedsel vandaan komt. Onderzoek wijst uit dat veel mensen zich regelmatig zorgen maakt over privacy. Een manier om hier iets mee te doen is je te verdiepen in de achtergronden van je eigen mediagebruik: welke bedrijven krijgen de meeste gegevens van jou in handen? Wat zeggen organisaties als het Commissariaat voor de Media (met de jaarlijkse Media Monitor), wat is eigenlijk de Stand van de Nieuwsmedia (doorlopend bijgehouden door het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek), en wat laat de steeds betere Nederlandse mediajournalistiek zien (zoals de Future Affairs nieuwsbrief van NRC-journalist Wouter van Noort en de nieuwsblog van Diep Onderzoek)?

De emotionele dimensie van mediawijsheid

Een tweede component van leren leven in media vraagt om emotionele (media- dan wel digitale) geletterdheid. Dit wil zeggen: het verwerven en onderhouden van emotionele weerbaarheid ten opzichte van de ervaringen die we in en met media hebben. In Vlaanderen wordt dit ook wel sociale mediageletterdheid genoemd, waarbij centraal staat hoe mensen de voordelen verbonden aan media maximaliseren en hoe ze de nadelen minimaliseren. Denk aan het omgaan met trollen en haters op sociale media, met het zien van allerlei ellende op foto’s en in video’s, met de voortdurende stroom negatieve berichten over de stand van zaken in de wereld, en met het verwerken van slecht nieuws – of dat nu een ongewenste verkiezingsuitslag is of het appje van je vriend waarin hij het uitmaakt. De emotionele dimensie van mediawijsheid is cruciaal, vooral omdat media voor ons zo persoonlijk en intiem zijn (en door ontwikkelingen in augmented en virtual reality zo mogelijk nog dichterbij komen), waardoor bijna alles wat we met media doen en in media meemaken zo direct en dichtbij voelt. In plaats van dit te problematiseren of als gevaarlijk te bestempelen, is het zaak deze emotionele dimensie van media te accepteren en te leren omgaan met zowel het gemak als de problematische gevolgen van al ons mediagebruik.

Gebruiken en maken lopen door elkaar heen

Ons gebruik van bepaalde media – een apparaat, een computerprogramma of applicatie, een bepaald soort inhoud zoals een film of een documentaire – staat nooit op zichzelf. Vaak doen we daarnaast ook nog andere dingen en het is helemaal niet gek als ook bij die handelingen media een rol spelen. Naarmate steeds meer media digitaal en altijd online zijn, staan al onze apparaten constant met elkaar in verbinding. Onze ervaringen in media spelen zich af verdeeld over tal van genres, platformen en technologieën, met elk hun eigen spelregels. Ook gebruiken mensen – vooral jongeren – media vooral om zelf dingen te maken en te delen. Onze digitale geletterdheid moet daarom uitgaan van deze werkelijkheid, waarin media als het ware vloeibaar zijn en waarbij media maken en gebruiken als activiteiten en ervaringen door elkaar heen lopen. Het delen van een clip van YouTube op Facebook is een eenvoudig voorbeeld van een handeling, waarin productie en consumptie van media samenvallen.

Mediawijsheid kan daarom vertaald worden in wat wel transmedia geletterdheid (of: transliteracy) genoemd wordt: een vorm van geletterdheid die uitgaat van de individuele leefwereld in media, waarbij maken en gebruiken via verschillende (veelal met elkaar verbonden) media door elkaar lopen. Het uitgangspunt bij transliteracy is het eigen verhaal (van de leerling of student), dat verteld kan worden met gebruik van verschillende media, door middel van samenwerken met anderen (online en offline), dat zowel speels als serieus kan zijn.

Zet je verbeelding in voor een betere wereld

Tot slot zou ik het liefst zien dat we onze enorme communicatiemacht, die we wel degelijk hebben in media, gebruiken voor iets moois, iets goeds. Dat hoeft heus niet altijd en onder alle omstandigheden, maar het zou toch mooi zijn als we onze vaardigheden ten opzichte van computers, smartphones, internet en afstandsbedieningen, om kritisch te kijken, lezen en schrijven, niet alleen inzetten om nepnieuws te delen en vervelende berichtjes op elkaars sociale media netwerk te zetten. Ik zie liever dat we in media samen een wereld te maken op basis van wat Amerikaanse collega’s civic imagination ofwel burgerlijke verbeelding noemen. In plaats van onszelf louter te zien als consumenten, klanten of zelfs slachtoffers van media, is het zaak te ontdekken hoe we zelf, via ons mediagedrag, een eigen en gedeelde leefwereld maken. En dat die leefwereld niet alleen hoeft te gaan over vermaak, comfort en nuttige informatie, maar ook het resultaat kan zijn van onze verbeelding over hoe een alternatieve, betere wereld er uit zou kunnen zien.

Burgerlijke verbeelding is het vermogen om andere culturele, sociale, politieke of economische omstandigheden en structuren te bedenken. Daarbij hoort het inzicht dat we niet willoos aan de wereld zijn overgeleverd, maar dat we een kritische en vooral ook creatieve rol kunnen spelen in die wereld – als onderdeel van een groter geheel, een gemeenschap (of deze nu analoog of digitaal is), met gedeelde interesses en belangen, op basis van compassie met onze medemens wiens leven en lot nu zichtbaar voor ons is in media. Als je bijvoorbeeld ontevreden bent over de manier waarop bij jou in de wijk dingen geregeld zijn, hoe zou jij je dat anders voorstellen? Hoe zou je dat alternatief aan anderen kunnen vertellen en hoe kan je verschillende media inzetten om mensen te overtuigen van jouw plan?

Zoals een voormalige student – nu docent digitale kunst en media op een middelbare school in de Verenigde Staten – altijd stelde aan het einde van zijn lessen over ons leven in media: wat voor een wereld heb jij vandaag gemaakt?

Dit betoog is ook de basis van de keynote van Mark Deuze op de conferentie (v)mbo mediawijs op 7 februari 2019


Meer lezen over leven in media?

» Mediapaniek is van alle tijden. Op weg naar een goed leven in media
» Tien tips voor een goed digitaal leven

Laat een reactie achter

Vul je e-mailadres in om op de hoogte te blijven van reacties (je e-mailadres wordt niet gepubliceerd).

Reacties worden eerst goedgekeurd door de redactie.