Online haatspraak en discriminatie zijn een veelvoorkomend probleem. Ook in Nederland. Van de 1,6 miljoen Nederlanders die in 2023 discriminatie hebben ervaren, gaf 22 procent aan dat dit (ook) online heeft plaatsgevonden. Toch is er nog maar weinig bekend hierover. Bijvoorbeeld over wie dit soort berichten verspreiden en wat mensen hiervan vinden. Daarom heeft Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) hier onderzoek naar gedaan.
Dit kwantitatieve onderzoek geeft inzicht in welke factoren een rol kunnen spelen bij het verspreiden van online haatspraak en discriminatie. Deze inzichten kunnen helpen bij het ontwikkelen van beleid en interventies in de toekomst. Wie verspreiden dit soort berichten? Welke factoren kunnen een rol spelen? En wat vinden mensen hiervan? Kennisplatform Inclusief Samenleven zocht het uit.
Een aantal belangrijke bevindingen uit het onderzoek
- Vrouwen, mensen die theoretisch (hbo/wo bachelor en/of master) zijn opgeleid, zichzelf meer links plaatsen op het politieke spectrum en mensen met meer empathie zijn minder geneigd om online haatspraak en discriminatie te verspreiden
- Mensen die geloven dat kleur en achtergrond geen rol zouden moeten spelen in sociale en politieke kwesties – dit wordt de zogenoemde ‘kleurenblindheid’-opvatting genoemd – zijn ook minder geneigd tot het verspreiden van zulke berichten
- Mensen die zich online minder geremd voelen zijn juist wel meer geneigd om online haatspraak en discriminatie te verspreiden
- De meeste mensen vinden online berichten waarin haatspraak of discriminatie voorkomt discriminerend
- Hoewel de meeste mensen bepaalde uitingen online discriminerend vinden, zijn mensen niet geneigd om actie te ondernemen. De berichten worden veelal genegeerd.
- Als mensen wel reageren, doen zij dat vaak op een manier die helpt om het probleem tegen te gaan dan op een manier die bijdraagt aan de verdere verspreiding hiervan. Bijvoorbeeld door het bericht te melden of te rapporteren of door in een reactie hun afkeuring te laten blijken.
