Kinderen willen zich online over het algemeen heel verantwoordelijk gedragen. Eerlijkheid en de privacy van anderen zijn belangrijke uitgangspunten bij hun gebruik van sociale media. Maar bij fact checking schiet die verantwoordelijkheid er nog wel eens bij in. Dat blijkt uit een onderzoek waaraan meer dan zesduizend kinderen tussen tien en twaalf jaar meededen. Het onderzoek werd gehouden in het kader van de Week van de Mediawijsheid 2015.
De Week van de Mediawijsheid stond in 2015 in het teken van ‘Media & Respect’. Om erachter te komen hoe respectvol kinderen zich online gedragen en wat hun overwegingen daarbij zijn, liet Mediawijzer.net onderzoek doen onder meer dan zesduizend basisschoolleerlingen. Kinderen uit groep 7 en 8 werden aan de hand van verschillende dilemma’s gevraagd welke keuzes ze zouden maken rond thema’s als commercie, privacy, blaming en shaming en fact checking. Op het laatste gebied is nog verbetering nodig, zo laat het onderzoek zien.
Moreel gedreven
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat het met het morele kompas van de meeste kinderen wel goed zit. Zo is bijvoorbeeld aan kinderen gevraagd of ze op een vlog een gesponsord product zouden laten zien, ondanks dat ze het eigenlijk maar rommel vinden. Eerlijkheid blijkt hierbij het voornaamste uitgangspunt: zowel bij de kinderen die ervoor kiezen het product wel te laten zien en eerlijk hun mening te geven (meer dan 70 procent), als bij de kinderen die het niet tonen om zo eerlijk te kunnen blijven (meer dan 60 procent).
“Of het nu gaat om eerlijk zijn over gesponsorde producten in vlogs of om toestemming vragen voordat je een filmpje van een ander online zet: dit onderzoek laat zien dat kinderen zich online vaak heel verantwoordelijk gedragen”, zegt programmamanager Mary Berkhout van Mediawijzer.net.
Fact checking kan nog beter
Bij het controleren van een bericht voordat ze het delen op sociale media gaan kinderen minder voorzichtig te werk, zo komt uit het onderzoek naar voren. Meer dan een derde van de ondervraagde kinderen zou een gevoelig bericht doorsturen zonder te checken of de inhoud eigenlijk wel klopt. Bijvoorbeeld omdat ze vinden dat je de meeste berichten nu eenmaal niet zo serieus moet nemen (meer dan 50 procent), het niet als hun taak zien om berichten te checken (meer dan 30 procent) of niet weten hoe ze dat zouden moeten doen.
Hier ligt een grote taak voor ouders, opvoeders én professionele mediamakers weggelegd, vindt Berkhout. “Kinderen bezitten alle basisvaardigheden om uit te groeien tot verantwoordelijke mediagebruikers én –makers.” Maar op het gebied van fact checking kan het volgens Berkhout nog beter. “Ga als ouder of onderwijzer met kinderen in gesprek om duidelijk te maken hoe belangrijk het is om waar van onwaar te kunnen onderscheiden. En geef als professionele mediamaker het goede voorbeeld. Natuurlijk door eigen stukken goed te controleren, maar ook door heel duidelijk te melden wanneer berichtgeving niet klopt en waar dit dan uit blijkt. Zo kunnen we samen kinderen helpen om goede fact checkers te worden”, aldus Berkhout.