Dit rapport, Tien jaar onderzoek Mediawijsheid, is een samenvatting van 90 onderzoeken die de Wetenschappelijke Raad van Netwerk Mediawijsheid de afgelopen twee jaar heeft verzameld. De Raad brengt wetenschappelijke kennis over mediawijsheid bij elkaar, bepaalt waar de hiaten liggen en geeft aan welke nieuwe kennis nodig is.
Mediawijsheid is in toenemende mate van belang voor een welvarende samenleving en een goed functionerende democratie. Het maakt dat Nederlanders op slimme manieren deel kunnen nemen aan de samenleving. Mediawijsheid is ook noodzakelijk om de schaduwkanten van (sociale) media tegen te gaan, zoals nepnieuws, privacy-issues, verslaving, pesten, sexting, cybercrime, ‘fear of missing out’ (FOMO), filterbubbel, online normvervaging, grensoverschrijdend gedrag en radicalisering.
Tien jaar onderzoek Mediawijsheid
Dit document beoogt geen uitputtend rapport te zijn. Het is eerder een quickscan, gebaseerd op bronnen die de raadsleden aanleverden met als doel om hiaten te ontdekken en deze aan te vullen met nieuw onderzoek. Het rapport geeft de lezer evenwel een mooi overzicht van het onderzoek dat onder een groot aantal doelgroepen en dito aantal onderwerpen gedaan is.
Het rapport is ingedeeld in een aantal doelgroepen, en gaat per doelgroep in op hun mediawijsheidsvaardigheden. Een paar opvallende resultaten:
- Specifieke doelgroepen, zoals laaggeletterden, allochtonen en mensen met een (licht) verstandelijke beperking bevinden zich vaak buiten het bereik van een steekproef. De problematiek van deze groepen is er echter niet minder om.
- Ondanks zorgen over misbruik van persoonlijke gegevens, identiteitsfraude en phishing is het online gedrag van Nederlanders alleen maar toegenomen in hoeveelheid.
- Jongeren doen hun media-vaardigheden vooral op in hun vrije tijd. De sociale omgeving waarin ze opgroeien is daarom van grote invloed op de manier waarop ze met media omgaan.
- Kinderen van lager opgeleide ouders spenderen meer tijd aan media ten opzichte van kinderen met hoger opgeleide ouders.
- De motivatie om te ‘leren internetten’ neemt af naarmate de leeftijd van mensen toeneemt, wat samenhangt met een toenemende behoefte aan ‘digitale hulp’.