Polarisatie: omgaan met wij-zij-denken in de klasLongread/essay

woensdag 2 oktober 2019

Docenten vinden het moeilijk om te praten over onderwerpen die een klas splijten. Waar loop je als docent dan precies tegenaan? Sociaal en politiek filosoof Bart Brandsma begon zijn aandeel in de docententraining van Beeld en Geluid van 4 juni 2019, over omgaan met polarisatie in de klas en de rol van media, met deze vraag aan de deelnemende docenten.

Door hun antwoorden leerde ik: docenten hebben moeite met hun rol. Ze hebben vaak een eigen standpunt in de kwesties die de klas inkomen, of het nou gaat om de zwartepietendiscussie, het boerkaverbod of sexting. En wat doe je met dat eigen standpunt als je in gesprek gaat met de klas waar dezelfde extremen en tegenstellingen te vinden zijn als in de rest van de samenleving?

Het lijkt me ook razend moeilijk, als je docent bent, om dit goed aan te pakken. Sommige docenten proberen krampachtig geen eigen standpunt te laten merken, om vooral de leerlingen met elkaar in discussie te gaan. Maar vaak lukt dat niet: hun handen jeuken als ze leerlingen dingen horen zeggen die hun tegen de borst stuiten. Bovendien pikken leerlingen zo’n ‘neutrale’ rol niet van hun docent: zij willen weten wie die man of vrouw is die daar voor de klas staat en of hun docent een waarachtig mens is. Dat hoort bij hun ontwikkelingsfase: adolescenten willen nu eenmaal weten wat ze aan de volwassenen in hun omgeving hebben. Ze zijn op zoek naar authenticiteit en prikken er genadeloos doorheen als je voor de klas iets staat te veinzen. We zaten die ochtend allemaal op het puntje van onze stoel: heeft Brandsma de gouden tips?

Justine Pardoen volgde op 4 juni 2019 de docententraining Wij-zij: polarisatie in de klas. Onderdeel van deze dag was een ochtend onder leiding van Bart Brandsma, over polarisatie. Naar aanleiding hiervan schreef ze dit blogartikel over omgaan met wij-zij-denken in de klas. In de middag was er nog een lezing over het programma Medialogica van Human, dat er ook is voor in de klas.

Deze docententraining was eenmalig, maar Beeld en Geluid heeft met regelmaat nieuw aanbod voor docenten. Als je de nieuwsbrief krijgt van Mediawijzer.net blijf je op de hoogte. Wil je met de klas naar Beeld en Geluid? Dat kan. Er zijn verschillende workshops beschikbaar, zoals een spel over satire.

Vooraf

Brandsma ontwikkelde een denkkader voor omgaan met polarisatie dat hij aan ons presenteerde. Voor docenten is dat uiterst relevant. Als je de kans krijgt een keer naar hem te luisteren, moet je dat doen, want hij is een inspirerend spreker. Maar zijn boek ‘Polarisatie. Inzicht in de dynamiek van wij-zij denken’ is een goed begin. Na zijn presentatie heb ik zijn boek aangeschaft, er veel over nagedacht, over zijn model gesproken met anderen (Kan ik het uitleggen? Wordt het herkend?), en mijn eigen voorbeelden erbij gezocht. In dit artikel heb ik die ervaring verwerkt; het is daardoor meer een verslag geworden van mijn verwerking, waarbij ik zelf voorbeelden heb gezocht, dan van de presentatie van Brandsma op 4 juni. Onduidelijkheden of fouten zijn dan ook niet hem toe te rekenen, maar mij. Laat vooral een reactie achter onder dit artikel als je opmerkingen of aanvullingen hebt.

Zwart-wit

Brandsma ontwikkelde zijn aanpak van polarisatie (polarisatiemanagement) toen hij zag wat er in de samenleving ontstond na 9/11: meer dan daarvoor werden niet-westerse immigranten moslim genoemd, ook al hielden ze zich niet bezig hielden met godsdienst. Ze gingen zichzelf moslim noemen, tegenover de slachtoffers van de terreur, Westerse niet-moslims, voor het gemak ook maar allemaal christenen genoemd. Er ontstond een gevoelsdynamiek waarin partijen niet meer gevoelig waren voor argumenten en uiteindelijk ook helemaal niet meer met elkaar in gesprek wilden gaan.

Kortom: de ratio, het redelijke denken verdween en maakte plaats voor een gevoelsdynamiek waarbij feiten en argumenten er niet meer toe doen. In die zin is polarisatie anders dan een conflict, omdat het bij een conflict nog kan lonen om betrokken partijen met elkaar in gesprek te laten gaan.

“Bij polarisatie worden altijd twee identiteiten tegenover elkaar geplaatst, die met betekenis geladen worden”, zegt Brandsma. Anders gezegd: bij polarisatie trekken mensen zich terug in extreme posities waarbij hun identiteit in het geding is, ze zijn er daarom niet bij gebaat om nader tot elkaar te komen.

Overigens is polariseren soms nodig om iets te veranderen in de wereld. Emancipatiebewegingen bedienen zich altijd van polarisatie om bewustzijn te creëren over het onrecht dat bepaalde groepen treft en dat gaat het beste door de tegenstellingen scherp neer te zetten (alle vrouwen worden onderdrukt versus alle mannen zijn onderdrukkers). Maar in een klas ligt dat meestal anders; daar is de sociale cohesie en dus een veilig leerklimaat in het geding.

We maken ons allemaal schuldig aan wij-zij-denken. Om in een complexe wereld snel en adequaat te handelen, maken we nu eenmaal gebruik van het onderscheiden van categorieën (mannen tegenover vrouwen, witten tegenover zwarten, allochtonen tegenover autochtonen, vleeseters tegenover vegetariërs enzovoort), en daarbij bekennen we ons (of worden we gedwongen ons te bekennen) tot een van die categorieën. Bij wie hoor ik en bij wie niet? Wie is te vertrouwen en wie niet? Daarbij generaliseren we noodzakelijkerwijs en we bedienen ons van stereotypering, of die nu negatief geladen zijn of positief: vrouwen kunnen niet inparkeren, vrouwen kunnen goed multitasken…

Het ‘veilige’ midden mag steeds minder

Op zich is het denken in categorieën dus niet het probleem. Het wordt pas problematisch als er geen ruimte meer is om je buiten een polarisatie te houden. Je herkent dat het een probleem wordt, of zelfs ronduit gevaarlijk, als die ruimte er niet meer is. (Vergelijk Bush’ uitspraak: “Every nation, in every region, now has a decision to make. Either you are with us, or you are with the terrorists.”)

In het algemeen zien we dat hoe meer we onder druk komen te staan, hoe eerder we onze toevlucht nemen tot wij-zij-denken. In ieder geval kun je goed zien dat we sinds 9/11 onder grotere druk staan: je moet weten waar je bij hoort. Waar ligt jouw loyaliteit? Hoezo heb je twee paspoorten? Aan welke kant sta jij eigenlijk? Jezelf opstellen in een veilige middenpositie is steeds minder goed mogelijk. Dat zie je bijvoorbeeld op Twitter (zie een voorbeeld hieronder) maar ook daarbuiten.

De polarisatie is op allerlei gebieden enorm toegenomen: we dwingen elkaar steeds vaker extreme standpunten in te nemen die de verschillen tussen mensen uitvergroten tot extremen die met geen mogelijkheid meer bij elkaar te brengen zijn. De ene pool dwingt de andere pool een positie in te nemen waar hij niet eens wilde zitten, en waar hij ook niet eenvoudig meer uitkomt. Veilig of rustig in het midden zitten, kan steeds minder. En dat is slecht nieuws, zegt Brandsma. Hoe minder ruimte er is voor mensen in het midden, hoe groter de kans op een burgeroorlog.

Zo ben ik sinds kort door een verhitte online discussie, een witte Westerse vrouw geworden. Ik moest wel. Ik ben namelijk niet zwart. (Overigens zijn met de huidige identiteitspolitiek nu ook ineens allerlei gekleurde mensen zwart, waar ze dat voorheen niet waren.) Met dit deel van mijn identiteit valt niet te sjoemelen: in discussie met zwarte niet-westerse migrantenvrouwen op Twitter, kom ik hier nooit meer uit. Ik moet mee in hun frame of mijn mond houden. Het is giftig; ik blijf liever denken en in gesprek.

Maar het was leerzaam: ik voelde hoe je klem komt te zitten en kon me ineens voorstellen hoe sommige mannen zich gevoeld moeten hebben in de felste feministische strijd van de jaren 70, of hoe immigranten(kinderen) zich nu vaak voelen. Ineens moet je man (of moslim, of homo, of wit) zijn, terwijl dat voorheen een veel minder belangrijk deel van je identiteit was. Degenen die anderen daartoe dwingen, (be)vestigen daar hun eigen identiteit mee. Door het uitvergroten van de tegenstellingen (de polen) kunnen zij zichzelf beter profileren.

Hoe vaak moet je in een hoek geduwd worden om het gevecht dan ook maar aan te gaan door juist heel expliciet in die hoek te gaan zitten? ‘Oké dan, ik ben wit (of homo, of moslim). Dan zal ik jullie eens laten zien wat wit zijn echt is.’ En voilà, er is een Boreaal gekweekt (of een lhbt+-activist of een nikaab-draagster).

Een simpel voorbeeld op Twitter

Een mooi voorbeeld van dit effect van polarisatie zag ik in het weekend van 25 augustus op Twitter, waar Sylvia Witteman weggezet werd als ‘rijk dametje’ dat makkelijk praten heeft met ‘iedereen kan een maaltijd maken die minder kost dan een gezinszak patat’. Ze reageerde met humor, maar haar irritatie was voelbaar in een reeks reacties waarin ze zichzelf nog steviger in de hoek zette waarin ze door anderen geduwd was:

Tweet Sylvia Witteman

Sylvia Witteman Tweet

Als je goed kijkt, zie je dat de geïrriteerde reflex van Witteman de polarisatie alleen maar voedt. De polen worden extremer uitgelicht (arm versus rijk) en Witteman bekent zich tot een van die polen. Ze probeert nog: “tot mijn 25e was ik zelf arm”, maar dan geeft ze het op en neemt ze volop positie in van de haves in de polariteit met de have-nots. En dan kan ze eigenlijk niet meer terug. (Twee dagen later gaf ze aan Twitter te verlaten; het was de druppel.)

Rol van media

Het gesprek via sociale media, maar ook op de radio en tv, gaat steeds vaker over extreme tegenstellingen en veel minder over verbinding. Er is weinig tijd voor dialoog, het langzame gesprek, met kritisch denken, doordenken en aandacht voor nuances. Via sociale media worden vooral de extreme standpunten geformuleerd zonder dat mensen tot elkaar willen komen. Online heeft niemand er baat bij om tot elkaar te komen, het belang is profilering. Er wordt nauwelijks geargumenteerd of naar wederzijds begrip gezocht, maar slechts geponeerd en vooral: gepolariseerd. Om jezelf te profileren is polariseren een goed middel.

Ook traditionele media zijn dol op polarisatie. Hun rol is niet neutraal (wat soms wel gezegd wordt door journalisten – ‘we laten alleen zien wat in de maatschappij leeft’), want door aandacht aan beide polen te besteden, kunnen die zich alleen maar nog beter profileren. Zulke media-aandacht versterkt daarmee de polarisatie en dan wordt het voor gesprekspartners nog moeilijker om de posities waarin ze zich ingegraven hebben, te verlaten. Voor niemand is er een weg terug en na een media-optreden staat iedereen, gesterkt in zijn eigen gelijk, nog steviger tegenover elkaar.

Dat media zichzelf voeden met polarisatie, blijkt bijvoorbeeld uit het gebruik om opponenten voordat ze op televisie of radio in debat moeten gaan, vooraf uit elkaar houden. Wanneer ze vooraf aan elkaar worden voorgesteld, in dezelfde ruimte koffie kunnen drinken, zou het namelijk zomaar kunnen gebeuren dat ze elkaar aardig gaan vinden, of begrip krijgen voor elkaars standpunt. En dan is het item zijn vuur kwijt. En dat zou jammer zijn…

Omgaan met polarisatie in de klas

Polariseren is gemakkelijker dan verbinden. En toch is dat wat we een onderwijsgemeenschap moeten proberen: depolariseren. Omgaan met conflicten en polarisatie is iets wat leerlingen moeten leren. Het is aan ons om het goede voorbeeld te geven.

En dus ‘moet je er wat mee’ als je in de klas merkt dat leerlingen extreme standpunten hebben. Ook als je het lastig vindt. Brandsma benadrukt: het gaat er niet om het juiste standpunt te verkondigen (wat is dat trouwens?), en ook niet om over standpunten van anderen te oordelen. Het gaat hem er alleen om dat je rol als docent in gesprek met de klas effectief is: draag je bij aan polarisatie of juist aan depolarisatie? Brandsma laat zien dat dat geen loze kwestie is: in je streven om het goede te doen als docent, kunt je juist extra brandstof leveren aan de polarisatie. Het is dus zaak je te verdiepen in de dynamiek van polarisatie en te beseffen welke rol je daarin kunt innemen.

De docent als bruggenbouwer?

De meeste docenten hebben van nature de neiging om de rol van bruggenbouwer op zich te nemen. Dat voelt goed: we gaan in gesprek en iedereen mag aan bod komen. Het idee is: het is immers niet aan de docent om te oordelen over het standpunt van de leerlingen en dus blijft hij zoveel mogelijk buiten de discussie en pakt hij zijn rol als neutrale gespreksleider. De docent kan dan ‘boven’ de partijen staan, zoals we bijvoorbeeld ook verwachten van een burgemeester. Als gespreksleider kun je iedereen de kans geven zijn zegje te doen, en leren hoe ze een standpunt onderbouwen met goede argumenten.

Fout, zegt Brandsma. Tenminste, als je wilt dat de polarisatie afneemt, is dit net de verkeerde strategie. In de praktijk zie je dan namelijk het volgende: slechts enkele leerlingen met een uitgesproken mening laten zich luid horen, en graven zich in, in hun extreme posities. Hun rol heet in het model van Brandsma pushers: zij leveren de meeste brandstof voor de polarisatie. Als de docent deze rol van bruggenbouwer kiest – boven de partijen als neutrale gespreksleider in een discussie waarin de pushers de kans krijgen zich goed te profileren – dan lever je zelf brandstof. Je draagt dan als docent dus juist bij aan de polarisatie, omdat de pushers de kans krijgen zich nog beter te profileren.

Naast de pushers heb je de groep joiners: zij zijn niet zo stellig als de pushers, maar kiezen wel partij: ‘Ik ben het niet helemaal eens met hem, maar hij heeft wel een punt.’ De pushers voelen zich gesterkt door de joiners en soms ook gedwongen om nog ongenuanceerdere uitspraken te doen, zoals je ook ziet bij Wilders. De joiners leveren dus ook brandstof: ze duwen de partijen die de polen vertegenwoordigen (de pushers) nog verder uit elkaar.

Bruggenbouwer willen zijn, zorgt dus in je klas alleen maar voor meer problemen. En het wordt helemaal gevaarlijk als leerlingen gaan vragen: “Maar meneer (mevrouw), wat vindt u nu eigenlijk zelf?” Als je je dan laat verleiden om te kiezen voor één van beide kanten, doe je mee aan de polarisatie en kun je niet meer zorgen voor een veilige klas. Als je de neutrale bruggenbouwer probeert te zijn, zullen leerlingen je juist uitdagen positie te kiezen en als de boel uit de hand loopt, loop je nog kans om de schuld te krijgen ook.

Het belang van de middengroep

Heb je te maken met wij-zij-denken in je klas, dan zou je doel niet moeten zijn om leerlingen te overtuigen, of om ze het juiste standpunt bij te brengen, maar om te zorgen voor sociale cohesie en een veilig leerklimaat. De klas moet zich als groep een geheel blijven voelen en daarom is het belangrijk om te depolariseren; dat doe je door juist niet alle aandacht te geven aan de pushers, maar je aandacht te verleggen naar de middengroep.

De silent, de zwijgende groep in het midden, mengt zich vaak niet meteen in de discussie. Ofwel omdat ze niet betrokken willen worden, misschien uit angst voor problemen, ofwel omdat ze zich juist erg betrokken voelen maar door de complexiteit niet zo gauw een standpunt kunnen of willen innemen. Het is zaak om die middengroep zo groot mogelijk te houden. Hoe groter de middengroep is, des te groter is de kans op een gesprek waarbij rationele uitwisseling mogelijk is, mensen blijven nadenken en mogelijk opschuiven in hun standpunten.

Als gespreksleider die zichzelf in de middengroep positioneert, blijf je niet buiten schot. Maar je doet precies wat adolescenten van je verwachten: je neemt stelling, alleen niet op een van de polen. Hij staat niet meer boven de groep, maar ernaast. Je leeft voor dat het heel goed is om eerst verschillende standpunten naast elkaar te leggen, te analyseren wat het echte probleem is, argumenten te onderzoeken, elkaar uit te nodigen zich te uiten, oprecht te luisteren en soms je oordeel op te schorten, omdat het onderwerp veel te complex is. De docent heeft hier dus niet meer de rol van bruggenbouwer die zich richt op de polen, maar daagt de middengroep uit op zoek te gaan naar een nieuwe formulering van het probleem, waarbij een onderzoek plaatsvindt naar gezamenlijke waarden. En van daaruit kan hij proberen de joiners weer naar het midden toe te trekken, waar de nuance ligt. Oplossing van de verschillen van mening is dan niet het doel: je kunt heel goed leven met verschillende opvattingen in een klas, maar de boodschap is: we blijven toch samen een groep, vanuit een gedeelde behoefte en gedeelde waarden.

Een voorbeeld

Stel, iemand maakt een opmerking over homo’s: ze zijn vies en hij wil er niet naast zitten. En of je nu wel of niet weet of er homo’s in de klas zitten, dit is wel een kritisch moment: je wilt dat het voor iedereen veilig is in de klas. Je kunt het daarom niet laten passeren. Inmiddels weet je wel dat er mogelijk meer leerlingen moeite hebben met homo’s. Daartegenover heb je een groep meisjes die zich fel tegen die mening zal uitlaten: wie zo denkt, hoort hier niet thuis. Hier heb je een polarisatie waarbij geen van de partijen naar elkaar toe zal bewegen.

Je moet nu de valkuil vermijden om te zeggen dat het verkeerd is om zo over homo’s te praten. Niet omdat dat niet zo is, maar omdat je daarmee de polarisatie voedt. En voordat je het weet is je eigen seksuele voorkeur het onderwerp van gesprek.

Wat kun je doen? Je kunt om te beginnen vragen aan de leerling die zei dat homo’s vies zijn, wat de aanleiding is om hierover te beginnen. Is er een probleem met zitplaatsen in de klas? Welke ervaringen heeft hij met medeleerlingen die homo zijn? Hoe heeft hij daar last van? Stel de vraag uit oprechte interesse, niet als verkapte veroordeling, en luister. Blijf vooral veel uitnodigende vragen stellen, waarbij je ingaat op wat de leerlingen daadwerkelijk zelf zeggen en niet op wat je denkt dat erachter ligt (“Je hoort hun ouders…”).

Vind de gedeelde kwestie

Op “volgens mijn geloof zijn homo’s vies”, kun je vragen: “wat betekent dat precies?” Op “ik wil er niet naast zitten”, kun je vragen: “is dat op dit moment een probleem? Kun je nog zitten waar je wilt?” Hiermee laat je merken dat je de leerling serieus neemt, maar dat er ook nog een ander belang is dat jij dient: het belang van de klas als geheel. Hierin toon je leiderschap. De volgende stap is dat je de hele klas betrekt en hier een gezamenlijk belang maakt: het doel er samen voor verantwoordelijk te zijn dat iedereen zich veilig voelt en kan zijn wie hij is, en dat helemaal niemand zich buitengesloten voelt in de klas (een belangrijke waarde). Met dat doel voor ogen, kun je het gesprek aan met de klas over de kwestie die nu iedereen aangaat: hoe gaan we, ondanks alle verschillen, er toch voor zorgen dat we samen als klas een goed schooljaar hebben? In dit gesprek kunnen ook leerlingen die in de polarisatie geen stem zouden hebben, een constructieve bijdrage leveren.

Merk op dat je hierbij dus niet inlevert op de norm van acceptatie van seksuele diversiteit. Sterker nog, je laat expliciet zien hoe wij willen samenleven: in al onze verschillen zoeken we de waarden die ons binden (visie). En je toont leiderschap door niet de verschillen te willen wegwerken of mensen met ‘foute meningen’ terecht te wijzen, maar te laten zien hoe je ermee omgaat.

Het belang van mediawijsheid

Tot slot dit: zo’n onderwerp als omgaan met polarisatie in de klas, reflecteren op wij-zij-denken en hoe jongeren hun eigen identiteit vormen, overstijgt het onderwerp mediawijsheid zoals we dat meestal invullen. Maar juist dit onderwerp laat zien hoe belangrijk mediawijsheid is. Zonder de nodige mediawijsheid denk je al gauw dat wie niet voor jou is, dús tegen jou is. En dat de aarde éigenlijk plat is en dat ‘zij’ dat voor je verborgen willen houden. Maar dat is weer een ander artikel…

Verder lezen:

»Ik zou elke docent wensen dat hij minstens één keer kan luisteren naar een presentatie van Brandsma. Maar zijn boek is een goed alternatief. Het heet: Polarisatie – Inzicht in de dynamiek van wij-zij denken, BB in Media, 2016. Te bestellen via zijn website.

»Wie aan de slag wil met concrete lessen, vindt handvatten in het boek van Kristof van Rossem, Leerling of bekeerling? Radicalisering bespreken in de klas, Acco 2017. Inkijken kan hier.

»Digitaal burgerschap op school: leer verschillen waarderen

Reacties 2

  1. roeland smeets (@roelandsmeets)

    Een citaat uit bovenstaande blog: Via sociale media worden vooral de extreme standpunten geformuleerd zonder dat mensen tot elkaar willen komen. Online heeft niemand er baat bij om tot elkaar te komen, het belang is profilering. Er wordt nauwelijks geargumenteerd of naar wederzijds begrip gezocht, maar slechts geponeerd en vooral: gepolariseerd.

    Is het niet zo dat het in de aard van het sociale medium ligt dat mensen – als zij alleen daarvan gebruik maken – niet in staat zijn dichter bij elkaar te komen?

    In Team Human schrijft Douglas Rushkoff op blz. 73 Verrassend genoeg weerhoudt ons onvermogen om vertrouwen te bewerkstelligen binnen digitale omgevingen ons er niet van om ze te gebruiken; sterker nog: dat onvermogen lijkt juist het intensievere gebruik van digitale media te stimuleren. We raken verslaafd aan digitale media, juist omdat we zo wanhopig zijn om vat te krijgen op die neuro-mechanische ervaring. En hij heeft deze wijsheid van William Softky: https://www.mitpressjournals.org/doi/abs/10.1162/neco_a_00988

    Als de mens, een jongere in een klas bijvoorbeeld, een bepaald vooroordeel – dat van huis uit is meegekregen – online bevestigd ziet, is het dan niet belangrijk dat we – ook in de klas – laten zien en beleven wat de meerwaarde is van face-to-face communicatie… dat we face-to-face in staat zijn tot grappen, overdrijvingen, lol en gezelligheid.
    Een jongeren die er bepaalde vooroordelen op na houdt, zou kunnen merken dat een klasgenoot – voor wie hij wel wat voelt – er heel andere waardesystemen op na houdt.

    Met andere woorden, Justine, zou in de klas niet ook de meerwaarde van echt contact geplaatst moeten worden tegenover het relatief armoedige, alleen maar bevestigende,contact dat sociale media te bieden hebben ?

    PS het lijkt hier of ik afgeef op sociale media. Maar het is natuurlijk een heel ander verhaal als jongeren bestaande vriendschappen ook via sociale media onderhouden, en dat is meestal het geval.

Laat een reactie achter

Vul je e-mailadres in om op de hoogte te blijven van reacties (je e-mailadres wordt niet gepubliceerd).

Reacties worden eerst goedgekeurd door de redactie.