Online kwetsend gedrag komt veel voor en is met name bij jongeren een actueel onderwerp. De aanname is vaak dat kennis zorgt voor de gewenste verandering naar positief gedrag. Onderzoek laat zien dat niet kennis, maar de sociale omgeving de grootste invloed heeft.
Zo’n veertig brugklasleerlingen van een vmbo-school uit Zoetermeer zitten in de aula. Op het podium staat een leeftijdsgenoot. Ze vertelt dat ze heeft meegedaan aan een challenge: zou ze het durven om een foto in haar ondergoed door te sturen naar haar vriendje dat op dezelfde school zit? Dat durfde ze wel. Haar vriendje was echter ook uitgedaagd: hij moest de foto van zijn vriendin doorsturen naar andere leerlingen. De foto ging rond en het meisje durfde niet meer school. ‘Wat moet ik nu doen?’, vraagt ze aan de leerlingen in de zaal. Die gaan met haar in gesprek. Voelen zij zich geroepen om haar te helpen? En hoe kunnen ze haar helpen?
Het bystandereffect
De scène komt uit de theatervoorstelling Block or Bless en is onderdeel van het onderzoek dat Netwerk Mediawijsheid uitvoert met wetenschappers van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Onderzocht is in welke mate omstanders in actie komen als ze getuige zijn van online kwetsend gedrag en wat ervoor zorgt dat zij iets doen of juist niet. ‘Uit meerdere studies blijkt dat omstanders online maar weinig in actie komen’, vertelt gedragswetenschapper Esther Rozendaal. Dit wordt in wetenschappelijke literatuur ook wel het bystandereffect genoemd, een verschijnsel dat Rozendaal ook terugziet in een survey die ze samen met Netwerk Mediawijsheid heeft uitgevoerd. Waar dit bystandereffect op sociale media vandaan komt? Een verklaring kan liggen in de grootte van de groep. ‘Iemand anders zal wel in actie komen, is dan de gedachte. Op sociale media kun je enorm veel mensen tegelijkertijd bereiken met berichten. Daardoor voel je je als individu misschien niet zo snel geroepen om iets te doen.’
Wanneer kom je in actie?
Hoe zorgen we ervoor dat mensen dan wél in actie komen als ze getuige zijn van online kwetsend gedrag? Om die vraag te beantwoorden, is het belangrijk te weten wat nu exact bepaalt of iemand iets gaat ondernemen of niet. Met het zogeheten Mediaempowermentmodel heeft Rozendaal in kaart gebracht welke factoren een rol spelen. Er zijn vier mogelijke factoren: kennis, vaardigheden, motivatie en gelegenheid. Beschik je over de kennis om te weten welk gedrag kwetsend is en weet je wat de gevolgen zijn als je je zo gedraagt? Bezit je de vaardigheden om bijvoorbeeld je eerste impulsieve kwetsende reactie voor je te houden? Heb je de motivatie om in actie te komen? En ben je in de gelegenheid om iets te doen? ‘Maken mensen uit je omgeving het mogelijk voor je om te reageren?’, licht Rozendaal die laatste vraag toe. ‘Of bieden mediaplatformen opties om in actie te komen?’
´We zien in onze studies dat jongeren elkaar echt helpen om digitale veerkracht te ontwikkelen´
De sociale omgeving
Waar kun je je nu het beste op richten als je positief gedrag op sociale media wil stimuleren? ‘De aanname is vaak dat kennis leidt tot de gewenste gedragsverandering. Maar we zien dat alle vier de factoren belangrijk zijn en het lijkt dat niet kennis, maar motivatie en gelegenheid de grootste rol spelen. We zagen tijdens de voorstelling en ook in de reacties in de survey dat het vooral gaat over de sociale omgeving. “Als mijn vrienden of vriendinnen het ook doen”: dat is een motivatie om in actie te komen. De beslissing wordt vaak genomen op gevoel, zonder stil te staan bij de vraag of het rationeel, inhoudelijk de juiste keuze is.’
Verplaats je in het slachtoffer
Een andere conclusie uit de onderzoeken is dat het veranderen van de sociale norm goed kan werken om sociaal gedrag online te stimuleren. ‘Probeer te zorgen voor een groepsgevoel vanuit de gedachte: we moeten op een positieve manier in actie komen. Laat omstanders zich verplaatsen in het slachtoffer. En laat ze inzien dat positieve reacties uiteindelijk ook henzelf een goed gevoel geven.’ Leg de focus dus op motivatie en gelegenheid. ‘Dat wil niet zeggen dat kennis helemaal geen factor is. Zo zagen we tijdens de theatervoorstelling dat veel leerlingen niet wisten dat het doorsturen van naaktfoto’s van minderjarigen strafbaar is. En als ze dat wel weten, weten ze dan ook waar ze het gedrag moeten melden én wat daarin een verstandige keuze is? De allergrootste hindernis voor jongeren om in actie te komen, is de angst om zelf doelwit te worden. Dé manier om een slachtoffer te helpen is door je openlijk online uit te spreken, maar dat voelt sociaal niet veilig. Je kunt je in elk geval anoniem uitspreken door een direct message te sturen naar een slachtoffer met een tekst als “Hé, ik zie dit gebeuren, dit is niet oké”. Of het anoniem melden bij een platform.’
´Hé, ik zie dit gebeuren, dit is niet oké´
Rol van sociale media
In haar studie naar de digitale veerkracht van jongeren onderzoekt Rozendaal wat kinderen en tieners nodig hebben om zich online ‘mediawijs’ te gedragen. Een belangrijke vraag daarbij is hoe groot de rol van sociale media eigenlijk is in het welzijn van jongeren. Daar komt het onderzoek van Patti Valkenburg, hoogleraar media, jeugd en samenleving aan de Universiteit van Amsterdam, om de hoek kijken. Dat toont aan dat ongeveer tien procent van de jongeren online kwetsbaar is. Valkenburg: ‘Zij worden minder gelukkig door sociael mediagebruik, bijvoorbeeld omdat ze er te veel tijd aan besteden. Dat kan tot stress leiden. Of omdat ze er nare beelden zien, van dickpics tot onthoofdingen. Of omdat ze jaloers of onzeker worden van de perfecte plaatjes die rondgaan.’ Tachtig procent van de jongeren ondervindt weinig gevolgen van sociale mediagebruik en de resterende tien procent gaat zich er juist beter door voelen. Valkenburg: ‘Over die tien procent die digitaal kwetsbaar is, zou je dus kunnen denken: dat is maar een minderheid. Maar van de ongeveer miljoen jongeren in Nederland hebben we het dan dus wel over een groep van honderdduizend mensen.’
Citizen science project
Valkenburg is blij met studies die bijdragen aan online weerbaarheid en die sociaal gedrag op sociale media stimuleren. ‘Belangrijk in het onderzoek van Rozendaal is dat haar project gericht is op de emotionele en sociale kanten van digitale veerkracht. Dat zijn cruciale factoren, niet alleen voor de activiteiten die jongeren kiezen op sociale media, maar ook voor de gevolgen die ze ervaren.’ Rozendaal benadrukt dat ook de doelgroep zelf actief moet worden betrokken bij wetenschappelijke studies naar dit onderwerp, oftewel een vorm van citizen science. ‘Vaak zie je dat er voor de groep bedacht wordt wat goed voor ze is, maar wordt vergeten het aan de jongeren zelf te vragen.’ Valkenburg kan dat alleen maar onderstrepen: ‘We zien in onze studies dat jongeren elkaar echt helpen om digitale veerkracht te ontwikkelen. Daarom zou elk onderzoek over sociale media en jongeren een citizen science-project moeten zijn. Niet omdat het mode is, maar omdat het nodig is.’
Dit artikel verscheen eerder bij De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek.
Reacties worden eerst goedgekeurd door de redactie.